zaterdag, december 26, 2009

Over zand en afval (maandag, 23 november 2009)

Vandaag zou weer een grote afstand worden afgelegd, van Murzuq naar Houn. Om de gewone tijd zaten we weer kleumend aan het ontbijt en om 8:00 uur reden we met aanhanger weg uit de citrusplantage. Eerst gingen we een klein stukje terug naar Murzuq om het fort aldaar te bekijken. Ditmaal geen Italiaans geval maar een lemen fort dat zijn wortels ergens in de 14e eeuw had en sindsdien voortdurend is vergroot en gerestaureerd. Het belangrijkste was de toegangspoort tot het plein rond het fort waardoor je de lemen minaret op het plein prachtig kon fotograferen. Het gevolg was dus een berg Rotel-fotografen op een kluitje. Eenmaal door de poort was er weinig te zien. We konden de trap naar het fort op lopen maar de poort van het fort zelf was gesloten, waarschijnlijk omdat het een beetje bouwvallig was geworden. Aan de achterkant zagen we dat de muur met prikkeldraad aan de bovenkant was afgezet en grote delen waren weggebroken. We hebben met de groep daarom maar een beetje rondgelopen want het was niet gepland dat het fort gesloten zou zijn.

Na nog wat lollies aan jongetjes te hebben uitgedeeld, die daar rondliepen, en Tobou-vrouwen met veevoer op hun hoofd te hebben gezien die naar de markt gingen, zijn we met de bus verder gegaan. De straat was deels goed uitgebouwd. Berthold vertelde over de Libische politiek en over de auteur van “De kleine prins” Antoine de Saint-Exupéry, die ooit als postvlieger met zijn collega in de Sahara is neergestort. Hij beschrijft in zijn dagboek heel plastisch hoe het is om zonder water in de Sahara rond te moeten dwalen en hoe kostbaar water is.

In Sabha werd weer ingekocht en wel in dezelfde winkel als op de heenweg, op maandag de 17e. Dus hebben we weer een grote hoeveelheid baklava ingeslagen voor als toetje na het avondeten. Lutz kocht de van honing druipende balletjes (waarvan het hulpje van de verkoper er ettelijke probeerde) en wij de overige delen. Hierna moesten we weer terug de bus in en reden we verder door de woestijn. Het was de bedoeling dat we onze lunch bij een artificiële, ronde oase zouden houden. Er moest echter ook getankt worden en dat veroorzaakte een verandering in de plannen. Toen we bij het tankstation aankwamen, bleek dat er net een tankwagen was gekomen die nog bezig was het tankstation te vullen. Alois bedacht zich geen moment, liet de ketting voor het station weghalen en ging vlak achter de tankwagen staan. Omdat die nog niet klaar was, werd besloten op de parkeerplaats te pauzeren. Dat was een goed idee want er werd waarschijnlijk rondverteld dat de tankwagen was gekomen. Er kwamen namelijk steeds meer vrachtwagens. Zodra de tankwagen weg was, gaf Alois geen duimbreed toe en manoeuvreerde de Rotel direct naast de pomp. Zoals al eerder gezegd, brandstof is erg goedkoop hier. Een liter diesel kost 0,15 Libische Dinar, 253 liter kost 38 Dinar, omgerekend ongeveer 24 Euro. Brandstof was de enige reden om naar het tankstation te komen. Voor het sanitair moest je hier niet zijn. Dat won hier zonder twijfel de eerste prijs in de smerigheidwedstrijd. Een beschrijving wil ik hier niet geven; gebruik jullie fantasie op een 2x2 meter grote betonnen ruimte met raam en deur. Het was waarschijnlijk nog iets erger.

We verlieten de award winning service station en reden verder door de woestijn. Dichter naar de grote stad toe werden de vuilnisdumps frequenter. De rotzooi wordt in vrachtwagens geladen en op een hoop langs de weg in de woestijn gedumpt. De volgende vrachtwagen dumpt zijn lading tegen de eerste hoop aan en zo gaat het door, rij na rij, totdat een veld met hopen afval is bezaaid. Dan wordt een nieuwe locatie gezocht. Het afval bestaat voor het grootste deel uit bouwpuin, wat geen wonder is omdat er zoveel gebouwd wordt in dit land. De vraag blijft echter: voor wie?

Tussen de afvalvelden stonden af en toe vrachtwagens die lifters met hun lading meenamen, terug naar hun thuisland. Dat waren allemaal illegalen. We lieten deze illegale “busstations” achter ons en reden Houn binnen. Houn is een lelijke, doorsnee Libische stad. Hier mochten we weer inkopen, dit keer vanwege de dadels die hier het best van het hele land zouden zijn. Dus heb ik ook hier maar weer een doos voor de vergelijkingscollectie ingeslagen terwijl Jessica met Berthold op stap ging, op zoek naar een echte baklavabakker. Ze wilde nog wat kopen voor onze Libische begeleiders omdat wij hen nu al twee keer een deel van hun avondeten uit de mond gestoten hadden. Daar voelde zelfs ik mij een beetje bezwaard omdat ik al gegeten had en zij niet.

Na Houn ging het snel verder omdat we voor 18:00 uur voorbij de politiepost langs de weg de woestijn in moesten zijn. Na 18:00 uur mogen in Libië namelijk geen vrachtwagens meer rijden (en de Rotel-bus was in feite een omgebouwde vrachtwagen) omdat de kans dan zoveel groter is dat chauffeurs in slaap vallen. De wagens worden dan eenvoudig bij de politiepost stilgezet. Wij wilden niet bij de grenspost overnachten maar in de woestijn. Dus reed Alois stevig door en waren we bijtijds de politiepost voorbij.

De Rotel werd dit keer best ver van de weg opgebouwd en ook waren er dit keer geen hoogspanningsmasten te bekennen. Een unicum want die dingen zie je in Libië bijna overal. In plaats daarvan was het gebied bezaaid met grote, rechthoekige gaten. Dat waren testputten die gegraven waren om te zien hoe de ondergrond er uitzag. Aan de hand daarvan was besloten de weg de route te laten volgen die we vandaag gereden waren. Na de aanleg van de weg waren de putten gewoon open gebleven en in één daarvan hebben wij de Rotel opgebouwd. Ook werd het hout, dat we in de citrusplantage vorige avond met veel moeite verzameld hadden, uitgeladen en naar een haardplaats gedragen. Alois had duidelijk ergens de smoor in en was enorm kortaf. Misschien kwam dat omdat we tijdens de bustocht verschillende malen bij politieposten waren aangehouden en het overreikte papiertje niet het gewenste effect sorteerde. Akram, Feisal en Hassan moesten af en toe best wel wat overredingskracht gebruiken om ons voorbij de post te krijgen. Anderzijds kon het ook zijn dat de groep Alois ondertussen enorm irriteerde. Heel begrijpelijk want er zaten echt een paar klaagmuren bij.

Het avondeten bestond uit een goede groentesoep. Drie volle borden waren voor mij voldoende. Een uurtje later volgde het tweede avondeten bij Akram en co.: kleingesneden spaghetti in een tomaatachtige saus die behoorlijk scherp was. Toen we bij de thee met pinda’s aangekomen waren, kwam Achim er ook bij. Die man kon echt totaal onbevangen uit de hoek komen en deed dingen of stelde vragen die wij niet in ons hoofd zouden halen. Bijvoorbeeld, met schoenen op het kleed gaan zitten, zelf thee bijgieten en Akram vragen of hij in zijn waterpijp hasj of marihuana rookte… Het werd behoorlijk laat en de andere Rotelianers waren al geruime tijd bij de resten van het kampvuur verdwenen terwijl wij nog steeds, uit de wind tegen de zijkant van de bus zaten. Daarna zijn wij ook maar gaan slapen.

Geen opmerkingen: