Het was een typisch Rotel-ontbijt met stokbrood, jam, smeerkaas en –worst en muesli. We kregen eerst allemaal onze ontbijtzak met daarin een diep bord, een kommetje, broodplankje, beker, snijgerei en theedoek. Daarna mochten we zoveel eten als we op konden. Meenemen voor de middag mocht niet, maar ja, in een klaaggroep was niet te verwachten dat men zich daaraan hield en tijdens de reis werd dit ook duidelijk. Voor 8:00 uur was alles opgeruimd, de Rotel afgebroken en de aanhanger weer achter de bus gehangen door verenigd duwwerk. Onze veiligheidsagenten hielpen vlijtig mee en schenen het nog leuk te vinden ook.
Er werd eerst getankt. Hoewel Libië een olie exporterend land is en de benzine zo goed als gratis, is de aanlevering naar de benzinestations problematisch. Het is heel goed mogelijk bij een tankstation te komen waar al dagen geen benzine meer te halen is. Daarom moet men overal de mogelijkheid van tanken waarnemen, zelfs als het niet nodig is. Vandaag zouden we een enorme afstand afleggen, zo’n 600 km. We gingen naar Ghadamès, naar het drielandenpunt met Tunesië en Algerije. Vooreerst reden we evenwijdig aan de kust door de Djefara-vlakte. Dit is het min of meer groene en vruchtbare deel van Libië tussen de Middellandse Zee en de Djebel Nafusah, een relatief hoog plateau dat zo’n 300 m boven het land uittornt en er voor zorgt dat er genoeg regen in dit gebied valt. Tweederde van de bevolking woont in dit gebied, voornamelijk in de steden die langs de doorgaande wegen liggen. Het zijn een soortement van straatdorpen. Aan beide zijdes van de straat liggen de bekende blokkendoosachtige winkels en andere zaakjes en daarachter de woonhuizen. Aan beide zijdes van deze “kerndorpen” vindt in de regel nieuwbouw plaats. Er wordt enorm veel gebouwd en alles is van beton. In de regel worden eerst palen van gewapend beton in een regelmatig raster gegoten. Dan komt de eerste verdieping erop en wordt het spel met de gewapend beton pijlers herhaald. Na de eerste verdieping wordt vaak opgehouden, maar delen van de stalen wapening blijven uitsteken voor het geval de eigenaar het idee mocht opvatten er nog een verdieping op te zetten. Vervolgens worden de tussenruimtes met kalkzandstenen tiggels opgevuld. Op regelmatige afstand zagen we plaatsen waar deze tiggels geperst werden en in de zon te drogen stonden. Soms ook worden eerst de tussenmuren gebouwd, uiteraard zonder waterpas of hoogtelijnen. Die muren zien er dan ook niet altijd even recht uit. Vervolgens worden gaten in de tiggels geslagen om daaraan planken te kunnen bevestigen die de ruimtes tussen de tiggelmuren omsluiten. Deze ruimtes worden volgegoten met beton. Het effect na het drogen is hetzelfde als bij de pijler-tiggel-methode, alleen zitten er in dit geval gaten in de tiggels. Ter afwerking wordt de boel met cement bestreken en wit, bruin of in een andere beige tint geschilderd.
Sommige huizen zijn af, de meeste echter niet. Hele nieuwbouwwijken worden uit de grond gestampt en het is de vraag waar al de bewoners vandaan moeten komen. Er zijn zo’n zes miljoen Libiërs. Hierbij worden de zwarte gastarbeiders uit de zuidelijke landen als Tsjaad en Niger niet gerekend. Hun aantal wordt op ongeveer twee miljoen geschat. Zij doen het zware werk. De Libiër is gelukkig als hij op een stoeltje niets hoeft te doen. Daarin zijn ze best goed. Neem bijvoorbeeld de politieposten langs de lange, bijna stille wegen. Hier werd de bus regelmatig staande gehouden. Dan liep één van een groep agenten naar de bus om een papier met onze namen en reisbestemming in ontvangst te nemen. Berthold scheen een onuitputtelijke stapel van dat soort kopieën in zijn bezit te hebben. Die agenten moeten een uitermate saai bestaan hebben maar toch zagen ze er tevreden uit.
De lunch, een picknick, vond plaats in de woestijn, langs de weg met uitzicht op een Italiaanse wachttoren en een vallei. We hadden eerder op de reis bij een winkel langs de weg ingekocht en dat met Rotel-stokbrood opgepeuzeld. We hadden zelfs yoghurt (in Egypte, Syrië en Jordanië heeft het ons altijd grote moeite gekost dat spul te vinden)!
Daarna ging de reis verder, waarbij Berthold een verhaal voorlas van de Arabische Tijl Uilenspiegel. Dit was ter bevordering van de siësta want volgens hem was er niets zo goed voor een busslaap als een vertelling door hem. Dat klopte. Aan het einde van het verhaal was de halve bus in dromenland. Het landschap was niet boeiend genoeg om wakker te blijven. Dit deel bestond uit rotswoestijn met tamariskstruikjes. De tamarisk is erg genoegzaam. Hij kan heel goed tegen droogte en zout water, net als dadelpalmen. De dadelpalm is één van de twee standbenen van de nomaden. Zij kunnen ongeveer 200 jaar oud worden en zijn het productiefst tussen de 40 en 80 jaar. Zelfs bij zoutgehaltes van 40 g/liter leveren zij nog vrucht. Hogere zoutgehaltes worden verdragen, maar dadels draagt de palm dan niet meer. Na 80 jaar wordt de palm meestal gekapt, de stam gehalveerd en ingezet bij de bouw. De bladeren worden voor vlechtwerk, touw enz. gebruikt.
Het was een hele zit tot Ghadamès. Het was de bedoeling dat we daar bij een hotel, een paar minuten lopen van de oude stad, zouden overnachten. We waren al lekker gemaakt met het vooruitzicht van schone en goedwerkende douches en ook de buitenkant zag er goed uit. Op ons getoeter werd echter niet open gedaan. Akram de reisagent lukte het tenslotte iemand te pakken te krijgen. Hij kreeg te horen dat er geen water was en wij dientengevolge niet welkom waren. Dat was een domper. In plaats van hotel moesten we daarom maar genoegen nemen met de parkeerplaats van een jeugdherberg aan de andere zijde van Ghadamès. Alois, de buschauffeur, draaide de bus plus aanhanger op de smalle straat en ging op zoek naar de jeugdherberg. Deze was volgens Berthold niet zo goed en hij was er daarom al een paar jaar niet meer heengegaan. Het ding bleek echter enorm te zijn opgeknapt en was zelfs beter dan de jeugdherberg in Sabratha. De jeugdherbergen in Libië zien er allemaal hetzelfde uit, maar van binnen kan de kwaliteit behoorlijk wisselen.
De Rotel werd opgebouwd en wij gingen nog even een stukje lopen buiten het terrein van de jeugdherberg. Hier lagen brede asfaltstraten met een hoge stoep ernaast die op sommige delen niet af was of door zand en puin werd versperd. Wat zwarte Afrikanen zaten op de stoep of fietsten voorbij. Grote huizen zoomden de straten en in een gat in een huismuur, bedoeld voor de airconditioning, zagen we onze eerste Libische kat. Tot nu toe hadden we nog geen enkel huisdier gezien en alleen af en toe een mus of een kraai zien opvliegen of een kip zien rond pikken. En nu zagen we een heel schuchtere Libische kat. Hij verdween direct door het gat in de muur en kwam daar niet meer uit. Wij draaiden na een tijdje weer om en gingen kijken of ons avondeten al klaar was. Dat was bijna het geval. We kregen soep met knakworst. Ik probeerde mijn naam hoog te houden door de pan met worst, op aandringen van de chauffeur/kok Alois leeg te eten.
Omdat het om 19:00 uur al helemaal donker was, was het geen optie om buiten mijn dagboek bij te werken. In plaats daarvan mochten we in de grote hal van de jeugdherberg gaan zitten. De hal hier was een totale verademing in vergelijking tot de hal in Sabratha. Hier lag een reusachtig tapijt op de grond, de muren waren smetteloos wit en in de muren waren ondiepe nissen met stenen banken aangebracht waarop kussens lagen. Al gauw kwamen andere Rotelianers ons vergezellen. De tv stond aan met sport, waarna nieuws volgde en de Arabische versie van Cartoon Network. Het was goed om te zien dat onze veiligheidsagenten net als wij konden lachen om Tom en Jerry. Daarna kwam een Libische vrouw binnen die met een aantal van onze groep op de foto wilde, onder andere met ons. Dit was waarschijnlijk omdat Jessica maar weer aan het borduren was geslagen. De vrouw heette Achlan en zou ons de foto’s opsturen per e-mail. Als dank kreeg Jessica een smily die zij op haar jas spelde. Tegen 22:00 uur was het tijd om de Rotel op te zoeken en als een blok in slaap te vallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten