dinsdag, december 08, 2009

De grote Libië-reis

We zijn weer terug van weg geweest. Twee weken lang mochten we genieten van zand, Romeinen, stralend blauwe hemels en middagtemperaturen van rond de 20 °C en hoger. Twee hele weken zonder werk dat gisteren al af had moeten zijn. Alleen maar reizen, kijken en bezoeken. Begin dit jaar hadden we de nieuwe Rotel-catalogus doorgebladerd en onze vinger was daarbij blijven steken op de pagina van Libië. Waarom Libië? Wel, ten eerste staat daar nog zoveel Romeinse troep overeind dat je als archeoloog bijna wel verplicht bent daar naartoe te gaan. Ten tweede hadden we van een vriendin uit Wilhelmshaven gehoord dat het daar erg mooi moest zijn. En ten derde is het land toeristisch nog niet echt ontsloten, wat het mogelijk maakt nog iets van de landseigen cultuur te proeven. Over een paar jaar zou dat wel eens anders kunnen zijn, en wij hoopten Libië voor die tijd gezien te hebben. Er is ook nog een vierde reden: we houden van schurken staten. Syrië en Jordanië waren prachtig en heel anders dan je uit de media ervaart. We vermoedden dat dat in Libië niet anders zou zijn.

De komende weken zullen we proberen jullie het één en ander van Libië mee te geven. Jessica zal het relaas redigeren en de politiek behandelen, ik zal me met de meer smakelijke en onsmakelijke details van de reis bezig houden. Die reis vond plaats tussen zaterdag 14 november en zaterdag 28 november. Zoals gezegd, het was een Rotel-reis. Rotel is een budget reisorganisatie voor cultuurreizen uit Beieren. Het is vergelijkbaar met het Nederlandse Djoser, maar in plaats van in hotels slaap je in de aanhanger achter de bus. Na Egypte en Syrië en Jordanië was dit onze derde Rotel-reis. Vandaag de eerste reisdag.

Vlucht naar het Zuiden (zaterdag, 14.11.2009)
Paspoorten, visa, vluchtgegevens, dagboek … alles was ingepakt, we konden gaan. Na bijna een jaar wachten was de grote dag eindelijk aangebroken. Zoals bij elke reis begon de dag vroeg, heel vroeg. De wekker ging om 5:00 uur. Gelukkig bood Jessica aan om als eerste onder de waterstraal te gaan staan, in dit geval de douche. In Engeland zijn er namelijk meerdere mogelijkheden om een waterstraal over je heen te krijgen, bijvoorbeeld onder een kapotte dakgoot of een lekkage in huis of kantoor. Jessica’s aanbod gaf mij een extra 30 minuten om wakker te worden en naar het geplingplong op de wekkerradio te luisteren. We hebben namelijk een wekkerradio waarin je ook een CD kunt stoppen en op dat moment zat er een typische zweefwinkel CD in; rustgevende muziek van over de hele wereld. De rust was echter na een half uur definitief voorbij. En dat was maar goed ook want Stimpy de kat begon langzaam dol te worden. Hij had honger en maakte dat kenbaar door onophoudelijk en heel hard te miauwen.

We waren extra vroeg opgestaan want uit ervaring wijs geworden wisten we dat de laatste voorbereidingen altijd meer tijd kosten dan we dachten. Eerst moest de kat gevoederd worden en dan wij. Vervolgens moest de ontbijtboel weer opgeruimd worden alsook de was, die al een paar dagen in de kamer stond te drogen. Dan moest de nieuwe was uit de machine boven worden opgehangen. Een ander punt dat aandacht vergde was het klaarzetten van Stimpy’s eten voor de komende twee weken. Hij kreeg het niet in één keer (dat zou een overvette verhongerde kat tot gevolg hebben) want Angi, een collega van Jessica, had aangeboden op hem te passen. Dit alles zorgde er voor dat we aan het einde toch nog haast moesten maken. Stimpy kreeg nog een aai en wij beenden de deur uit op weg naar het station.

Op het station waren we vroeger dan volgens de dienstregeling noodzakelijk zou zijn. We hadden besloten een trein eerder te nemen. Dit was geen overbodige luxe in het land van de treinvertragingen. Dit maal, evenwel, ging alles naar plan. Eerst namen we de 6:45 trein naar Woking, waar we moesten overstappen op de trein naar Guildford en daar nog een keer wisselen voor de trein naar Gatwick Airport. Deze trein was al aardig gevuld met personen met grote koffers. Wij besloten daarom maar in het halletje bij de deuren te blijven staan met onze twee rugzakken, twee kleinere rugtasjes (nu omgetoverd tot buiktassen) en onze “Drei Tage Tasche” voor in de Rotel. Het zouden maar 40 minuten tot Gatwick Airport zijn, dus dat was nog wel uit te houden. De conducteur had echter medelijden met ons en nodigde ons uit om in de 1e klas te gaan zitten. Een goed begin! In Engeland heb ik nog nooit 1e klas gereisd en vergeleken met de 2e klas heb je zeeën van ruimte.

De hele reis stortregende het en op Gatwick was dat niet anders. Gelukkig was de route van het station naar het vliegveld overdekt en op een paar plaatsen met lekkages na kwamen we droog in de grote hal van het vliegveld aan. Vliegvelden zijn vaak doolhoven maar op Gatwick was de juiste incheckbalie snel gevonden. Dat was balie J van Afriqiyah. Deze was al open ondanks het feit dat we ruim twee uur van tevoren aanwezig waren. De rij voor ons was kort en het duurde niet lang voor het spannende moment daar was: zouden we wel of niet mee mogen? We hoopten alle noodzakelijke papieren te hebben. Daarover hadden we vaak genoeg naar Titling in Beieren getelefoneerd. Wij wilden namelijk vanuit London naar Tripolis en niet vanuit Düsseldorf, zoals de rest van de Rotel-groep. Volgens Rotel was alles in orde en we hoopten dat men er bij balie J ook zo over dacht. Mooi niet dus. Nee, er moest nog een extra schrijven bij het visum zijn met onze paspoortnummers erop. Dat hadden we niet. We hadden al het papierwerk dat we van Rotel hadden gekregen overhandigd. Wat nu gedaan? Nou, dacht de dame achter de balie, dan gaan we maar naar de grote baas achter de schermen. Dat was een Libiër en kon Arabisch lezen en dus zien wat er precies op onze visa stond. De dame verdween naar achteren met onze visa en wij wachtten en wachtten. De rij achter ons groeide gestadig en wij wachtten nog steeds. Uiteindelijk kwam de dame terug. De grote baas had de visa gelezen en en passent haar zijn hele levensverhaal verteld. Dat kwam ons bekend voor als zijnde iets typisch Arabisch. Gelukkig had de baas ook gezegd dat onze visa in orde waren en dat we waardig bevonden waren Libië te betreden. We mochten onze rugzakken bij de oversize luggage afgeven, waarna de douane aan de beurt was. Zoals alles in Engeland ging dat heel omslachtig. Eerst moesten we het begin van de rij zoeken. Vervolgens kwamen we aan het einde van de rij weer in de hal terecht waar we ons voor de rij hadden aangesteld. Nu zagen we echter een stel mensen met geel reflecterende jassen die riepen dat we de bordjes met de blauwe punt moesten volgen. Er volgde een soort paaltjesroute op het vliegveld. Leuk, maar wel sneu dat er overal mensen stonden die ons precies vertelden wat we moesten doen. Na nog meer wachten in een Engelse rij (Engelsen proberen WEL voor te dringen…) mochten we door de douane en de detectiepoortjes. Probleemloos dit keer. En zo eindigden we in de tax-free ruimte en gingen we op zoek naar koffie met iets erbij. We vonden namelijk dat we dat na al dat gedoe met het inchecken en de douane wel verdiend hadden.

Een latte en chocolademelk en twee amandelcroissants later was het tijd om de rest van de winkels te onderzoeken. We hadden zeeën van tijd want het vliegtuig was een half uur vertraagd. In plaats van 10:30 uur mochten we pas om 11:00 uur naar gate 19. Daar was een enorm lange lounge en het duurde zeker tot 12:00 uur tot we het vliegtuig binnen mochten. En toen we mochten was het interessant te zien hoe goed ook Afrikanen in voordringen zijn. Al de Westerlingen op de vlucht naar Tripolis bleven rustig zitten terwijl onze gekleurde medemensen niet wisten hoe snel ze naar voren moesten stormen. Totale onzin natuurlijk want het vliegtuig zou echt niet zonder ons vertrekken.

Door de regen en het onweer (ja, het bliksemlicht ging dwars door de slurf heen!) moesten we langer dan gepland aan de grond blijven. Vliegtuigen mochten niet landen en wij de lucht niet in. Rotel zou langer in Tripolis op ons moeten wachten dan ze misschien zouden willen. Aan de andere kant, wie weet moesten ze in Düsseldorf ook wachten vanwege het weer.

Twee uur later dan gepland vertrokken we van Gatwick. Het was een hobbelige vlucht maar gelukkig niet zo erg als de piloot ons eerder in de lounge had toegefluisterd. Waarom hij het nodig had gevonden ons dat te vertellen, weet ik niet. Misschien omdat we als één van de weinige passagiers rustig op onze stoelen waren blijven zitten.

Eenmaal door het dikke wolkendek boven het eiland en de Noordzee heen werd het boven Frankrijk rustiger. Kort voor de Alpen werd het weer hobbelig. De riemen moesten weer vast en het eten dat net werd rondgebracht, ging weer naar de keuken. Gelukkig slechts voor korte tijd want we hadden behoorlijk honger gekregen. Voor in het vliegtuig was het een copieuze en goede maaltijd met rijst en rundvleeskerrie, zalm, brood en kaas. Van dit tweede gehobbel hadden we niet veel last want er was een entertainment systeem aan boord. Ieder had een scherm in de leuning van de stoel voor haar of hem. Eerst hebben we ons wat Arabische muziek aangedaan, maar dat was een beetje saai. Daarna zijn we overgeschakeld naar Hollywood films. We hebben “Yes men” gezien, aangepast aan de Arabische smaak. Dat wil zeggen, vrouwen waren van boven afgeplakt, knuffelscènes verdwenen en kerken vervangen door moskeeën. Niettemin, leuk om te zien.

Tegen 19:00 uur locale tijd landden we in Tripolis. Kort voor het einde van de vlucht moesten we allemaal een gezondheidsverklaring invullen. Waar kwamen we vandaan, waarheen gingen we, waarom, enz.? Bij de uitgang van de slurf werden we al opgewacht door medisch personeel met een mondkapje. Dat zag er een beetje vreemd uit, vooral omdat het veiligheidspersoneel eromheen dat niet had. Anders dan het veiligheidspersoneel in Egypte en Syrië had men hier evenwel geen schiettuig onder handbereik. Dat was een aangename verandering. Ondanks het rookverbod stonk het er enorm naar sigaretten. Er werd ons in gebarentaal vriendelijk doch dringend verzocht een bepaalde route door de ontvangsthal te volgen. Daarna werd er gesplitst in blijvertjes en transit-passagiers. Onze passen werden gecontroleerd en vervolgens werden we naar een kantoortje aan de zijkant van de hal verwezen. Daar kregen we na een tijdje wachten allebei een stempel in onze pas. De volgende stap was de zoektocht naar de bagageruimte, waar je alleen na een volgende pascontrole kon komen. We kenden de routine ondertussen want ook daar moesten we wachten. Op het vliegveld van Tripolis zijn twee lopende banden. Eentje bewoog zich en daarop stonden een paar ondefinieerbare pakketten, gewikkeld in huishoudfolie. De onze stond stil en de menigte was zichtbaar ongeduldig. Wij ook trouwens. We konden de uitgang zien en de mensen die daar stonden te wachten. Eén daarvan had een rood Rotel-bordje. Wij zwaaiden en er werd teruggezwaaid. Dat was een opluchting: ondanks de vertraging werden we dus toch nog opgewacht. Na nog meer wachten kwam de lopende band dan eindelijk in beweging. Eerst maakte een enkel pakket een ererondje om ons lekker te maken, daarna volgde de rest. We plukten de rugzakken en de “Drei Tage Tasche” van de band, deponeerden dat alles op de lopende band voor de scanner bij de uitgang en liepen vervolgens onze vrijheid tegemoet. Nou ja, vrijheid, we mochten met iemand met een Rotel-bordje mee. Dat was een ander iemand dan de persoon die we eerder hadden gezien (dat bleek later Berthold, de Rotel-reisleider te zijn geweest). En die iemand sprak geen woord Engels of Duits, maar wat dan wel kwamen we niet te weten want hij zei niets.

Buiten aangekomen kregen we last van een déjà vu. Het vliegveld zag er van buiten precies hetzelfde uit als dat van Damascus. Het had dezelfde architectuur en dezelfde soort monumenten ervoor. We gingen linksaf de straat uit, dan weer rechts over een wat drukkere weg met rechtsverkeer en daarna een obscuur weggetje in een parkeerplaats op. Het was er donker en de parkeerplaats natuurlijk niet geplaveid. Dit was een typische aangereden zand- en kuilpiste. En daar stond een bus. Niet DE Rotel-bus maar een lokale bus met Rotelianers erin. Zij hadden daar ongeveer een uur op ons gewacht. Zij waren weliswaar twee uur eerder dan ons geland, maar het afhandelen van de visa had bij hen erg lang geduurd. Gelukkig waren ze niet gepikeerd want dat zou wel een heel slecht begin van ons samenleven zijn geweest. De groep bestond uit 25 personen plus een Libische touragent (Akram) en twee veiligheidsbeambten (Hassan en Feisal, 25 en 36 jaar oud). De reisleider heette Berthold en reisde al 10 jaar zo’n twee tot drie keer per jaar naar Libië. Dit alles kregen we op weg naar onze eerste overnachtingplaats, de jeugdherberg van Sabratha, te horen. Het was erg luid in de bus en Berthold sprak wat zachtjes dus het was slecht te verstaan, maar Jessica haalde het meeste er wel uit.

De wegen waren best goed en Berthold stelde ons gerust door te zeggen dat hij de weg die de chauffeur nu reed niet kende. Gewoonlijk reden ze over de grote weg, nu ging het dwars door de voorsteden van Tripolis. Dat gaf ons ieder geval de gelegenheid om alvast iets van het leven in Libië te proeven. We zagen betonnen blokkendozen aan weerzijde van de wegen die aan één zijde open waren en vol stonden met allerlei waren. Dat waren de kruideniers, bakkers, mobiele telefoon winkels enzovoorts. Daartussen waren kappers en theehuizen. Er was heel wat manvolk onderweg. De vrouwen waren opvallend afwezig. Afwezig waren ook de gewapende agenten en militairen die we met name in Egypte in overvloed op elke straathoek hadden gezien. Dit maakte een meer ontspannen indruk.

Na een uurtje kwamen we bij de jeugdherberg aan. Dat was een groot, rechthoekig gebouw met een verhoogde gevel in het midden en een tuin aan de voorkant. Het was gebouwd in 1950 of zo, een keertje uitgebreid in de 70er jaren en daarna was er nooit meer iets aan gedaan. Op de parkeerplaats aan de zijkant van het complex zagen we de Rotel-bus en de aanhanger al staan. De aanhanger was al uitgeklapt zodat we direct naar bed konden als we wilden. Ons was onze favoriete slaapplek weer toegewezen: een dubbele cabine rechts bovenaan zodat mijn uitstekende voeten niemand tegen het hoofd zouden stoten. Natuurlijk wilde niemand al gaan slapen. We moesten nog bedenken wat we de komende drie dagen nodig zouden kunnen hebben en de “Drei Tage Tasche” ompakken, zodat de rugzakken onder in de bus konden worden opgeborgen. Bovendien moest er nog gegeten worden, wat eerste prioriteit had. We zetten daarom de rugzakken bij de bus neer en zetten ons aan de lange tafel in de grote zaal van de jeugdherberg. Dat was een rechthoekige, hoge zaal met grote deuren aan één van de lange zijdes naar buiten toe en een lange rij aan elkaar geschoven tafels in de breedte, bedekt met een strak plastic tafelzeil. Het geheel werd gezellig door TL-balken verlicht. Hierdoor viel op dat het zeiltje sinds de 70er jaren waarschijnlijk geen poetsdoek meer gezien had. We veegden ons plekje schoon met wat poetsdoekjes en kregen achtereenvolgens een salade bestaande uit sla, komkommer, tomaat en olijven. Dan malse kip, aubergine, piepers en rijst (echt heel goed!). En als toetje een banaan. Ook kregen we een blikje frisdrank en een flesje water. De salade lieten we, op de olijven na, staan want we hadden geen zin om gelijk op de eerste dag met maagkrampen rond te lopen.
Daarna ging Berthold geld incasseren voor visa, entree-gelden en wisselgeld in Libische munteenheid, de Libische Dinar. Een stuk lichter zijn we vervolgens de “Drei Tage Tasche” gaan pakken en de Rotel-cabine gaan klaarmaken voor de nacht, dat wil zeggen het muskietennet moest worden opgehangen en alle mogelijke andere benodigdheden zoals toilettas en zaklamp daarin worden opgeborgen. Het was weer even wennen om omhoog te klauteren en ons in een draaiende beweging de 70 cm hoge ruimte in te laten glijden. En dat zonder de Rotel teveel op zijn veren te laten schudden. Maar het lukte en tegen 11:30 uur sliepen we als een blok.

Geen opmerkingen: