donderdag, oktober 30, 2008

Het einde is nabij (donderdag, 09.10.2008)

Gelukkig stonden we weer naast een minaret en werd er weer luid gezongen op de vroege ochtend. Het ontbijt zou om 6:30 zijn en de koffers, die we gisteravond na het eten hadden gekregen, moesten dan weer gevuld naast de bus staan. Het beddengoed moest uit de Rotel worden gesloopt en alles zo worden achtergelaten als we hadden aangetroffen. Dat was best werken op de vroege ochtend. Na het ontbijt moesten het bestek, de beker, het bord en broodplankje inclusief theedoek weer worden teruggegeven. We hebben Franz en Ahmad een gouden handdruk gegeven en zijn toen met ons allen naar het vliegveld van Damascus gegaan.

Het was er behoorlijk druk. Er waren veel mensen met enorme koffers en dozen. Gelukkig kwam Ahmad nog een stukje mee en loodste ons door de menigte, door de papierafwikkeling tot de paspoortcontrole. We waren twee uur van tevoren gekomen maar al de papierrompslomp nam behoorlijk wat tijd in beslag. We hoefden daardoor maar betrekkelijk kort te wachten tot we het vliegtuig in mochten. Jessica’s tweede schaduw had het op de één of andere manier voor elkaar gekregen in de rij achter haar te komen, zeer tot leedwezen van Jessica.

Het begin van de vlucht was een beetje hobbelig. Er was veel bewolking en dus weinig te zien. We landden mooi op tijd in Frankfurt. Daar werden we al opgewacht door de Polizei, die af en toe een verdacht persoon uit de rij nam voor nader onderzoek. Je krijgt wel aandacht als je uit een schurkenstaat komt. Hoewel dit allemaal snel was afgehandeld, duurde het nog heel lang voordat eindelijk de koffers verschenen. Mogelijk werden die ook allemaal doorzocht.

We zijn daarna met bus en Bahn naar Frankfurt Hauptbahnhof gegaan om goed in te kopen. Jessica verheugde zich al helemaal op de Backmischungen van Ruf. Maar helaas, we konden geen grote supermarkt vinden, alleen een kleine Plus waar we wat kleine dingetjes kochten. Het was geen pretje met de zware rugzakken. We hadden weliswaar kluizen op het station gevonden, maar niemand die papiergeld in munten wilde omwisselen. Ja, dan houdt alles op. Ook Dode Zeezout met etherische olie was niet verkrijgbaar. Dat kenden ze in Syrië vreemd genoeg niet, in Duitsland wel, maar was alleen niet meer in voorraad. Onverrichte zaken zijn we naar het vliegveld teruggekeerd alwaar we hebben ingecheckt. De vlucht naar Southampton was rustig. De koffers kwamen snel en we waren mooi op tijd voor de directe trein naar Salisbury.

Bij de kaartjesautomaat op Southampton Airport troffen we nog een Duitse scholiere die ook naar Salisbury wilde. De automaat wilde haar betaalkaart niet hebben en dus heeft Jessica de hare maar gebruikt. We hebben gezellig zitten praten tot Salisbury. Daarna hebben we een take away genomen bij onze favoriete Bangladesh-er en waren om 21:30 uur lokale tijd weer terug op de Middleton Road, waar Stimpy ons hartelijk begroette.


The End.

woensdag, oktober 29, 2008

Syrië en Jordanië in vergelijk (woensdag, 08.10.2008)

Ja, het was vroeg, en koud ook nog. Het was behoorlijk afgekoeld, maar dat had enige Rotelianen niet daarvan weerhouden nog vroeger op te staan. Na het douchen, ontbijt en opvouwen van de Rotel gingen we precies om 7:00 uur weg. We hadden een vol programma, vooral bestaande uit rijden en grensafhandelingen, maar ook nog een excursiepunt. Als eerste gingen we namelijk naar Jerash. Er werd gezegd dat Jerash de best bewaarde Romeinse stad in het Midden Oosten was, maar persoonlijk vond ik het minder indrukwekkend dan Palmyra.

Na de Gesundheitspause in het restaurant van Jerash waar we, indien de tijd het toe zou laten, ook zouden lunchen, kregen we een rondleiding door Ahmad. Als eerste gingen we naar de boog van – uiteraard – Hadrianus. Die gast is echt overal geweest. Toen hebben we snel het grotendeels weer opgebouwde hippodroom oftewel de renbaan bekeken. Een deel van de tribune stond nog c. q. was nieuw opgebouwd. Volgens het affiche bij de ingang werden hier tweemaal daags spelen gehouden. De laatste voorstelling konden we niet bijwonen omdat we precies om die tijd zouden wegrijden: 14:15 uur, en de eerste was al geweest. Langs het hippodroom lopend kwamen we vervolgens bij een tweede poort, waar een kaartjescontrole plaatsvond. Daarna kwamen we op een ovaal plein gezoomd door zuilen. Een enkele zuil stond in het midden. Men denkt dat het plein ook voor rituele handelingen is gebruikt omdat de tempel van Zeus (ja echt, Zeus, geen Jupiter) hier direct aan gelegen is. De tempel werd gerestaureerd dus konden we een paar minuten op de rondleiding sparen. Vervolgens hebben we het kleine maar fijne theater met goede akoestiek bekeken en klommen we omhoog naar de Artemis tempel. De details van het steenhouwwerk waren verbluffend en heel fijn, een knap stukje werk. Al het steenhouwwerk in Jerash dat we gezien hebben, was trouwens van hoge kwaliteit. Vervolgens moesten we de trap af naar de via decumana, en langs de tetrapylon weer terug naar de uitgang. Alles in rap tempo want een paar klaagmuren wilden uitgebreid eten. Dat hadden ze tenminste aan het begin van de rondleiding gezegd. Toen puntje echter bij paaltje kwam, bestelden slechts een handvol Rotelianen het middageten. Jessica ook. Ik zag er vanaf omdat ik toch nog een beetje voorzichtig wilde zijn met mijn maag. Ik heb buiten met wat andere niet-eters zitten kleppen terwijl Jessica zich met Ahmad en Franz onderhield.

Min of meer op tijd trok de karavaan verder naar de grens. De afwikkeling van het papierwerk ging sneller dan op de heenweg, maar nam niettemin nog wel een paar uur in beslag. De rest van de dag werd ingenomen door reizen over de lange, lange Wüstenstraße. Tijd voor een vergelijk. Er zijn een paar duidelijke verschillen tussen Syrië en Jordanië. Ten eerste is Jordanië duidelijk meer Westers georiënteerd en ook veel rijker. Dure auto’s rijden hier over de straten terwijl in Syrië veel vaker oude schroothopen rondrijden. Dit betekent ook dat ons beeld van de arme Palestijn moet worden bijgesteld. Zoals reeds gezegd, bestaat de Jordaanse bevolking voor ongeveer 70% uit vluchtelingen uit Palestina. Zij zijn eerst naar Saudi Arabië voor werk gegaan, zijn daar schatrijk geworden en hebben dat geld daarna in hun nieuwe woonplaats in Jordanië geïnvesteerd. Er staan af en toe enorme kasten van huizen. Dat brengt me op het tweede punt. In Jordanië wordt net als in Syrië veel gebouwd, maar de huizen zijn hier veel vaker af. In Syrië staat vaak alleen een beton-staal-skelet, waarbij de begane grond en eerste verdieping kunnen zijn uitgebouwd. In de meeste gevallen zie je bovenop nog een paar betonpijlers staan of bouwstaal omhoog steken, voor als er weer geld is en er een nieuwe verdieping gebouwd kan worden. Ten derde wordt in Syrië veel meer plastic verbouwd dan in Jordanië, hoewel ook hier weer onderscheid gemaakt moet worden tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Zo zijn de christelijke delen vaak schoner dan de islamitische. Dit was bijvoorbeeld duidelijk te zien in de zogenaamde Vallei der Christenen bij het Crac des Chevaliers. In het algemeen ligt in Syrië overal plastic, op de akkers en langs de straat. Doodzonde voor de anders mooie natuur. Ten vierde zijn in Syrië veel meer geloofsgroepen te vinden dan in Jordanië. In Syrië leven Sjiieten, Soennieten, Drusen en Christenen vredig naast elkaar. Hoofddoek, geen hoofddoek, BMO, je ziet er alles en niemand maakt zich er druk over. In sommige gebieden tril je ’s morgens je bed uit door het geschreeuw van de muezzins, in andere delen is geen moskee te zien. Kruis en halve maan wisselen elkaar regelmatig af. In Jordanië is daarentegen zo’n 95% van de bevolking soennitisch. Vrouwen zijn van top tot teen in het zwart gehuld. Maar wat daaronder zit… Jessica vertelde dat op het toilet bij de grens ook een extended family (bij wijze van spreken) binnen viel. Het zwarte laken werd hier afgegooid en aan een familielid gegeven. Daaronder zit gewoon moderne kleding met strakke T-shirts met brutale spreuken. Als man krijg je dat natuurlijk niet te zien.

De verschillen zijn ook geschiedkundig te verklaren. Jordanië is veel meer op het zuiden, naar Saudi Arabië georiënteerd en is daardoor behoorlijk Arabisch. Syrië daarentegen heeft veel meer invloeden van het noorden en westen ondergaan. In Syrië wordt dan ook heel duidelijk onderscheid gemaakt tussen Syriërs en Arabieren.

Onderweg op het laatste stuk naar onze vertrouwde camping in Damascus kregen we last van een lekke band. Omdat het een dubbele achterband was, is Franz gewoon verder gereden, maar wel een stukje langzamer. Dit had tot gevolg dat we pas tegen 19:30 de plaats van bestemming bereikten. De band werd later op de avond op de camping vervangen. Dit keer was het er erg druk. Er stonden een heleboel campers uit Nederland. Zij maakten een toer van Tsjechië naar Aqaba en terug. Zij waren nu op de terugweg en ongeveer 48 dagen bezig. Wij hebben een paar van hen onze Rotel laten zien wat ze erg leuk vonden. Franz hoefde niet te koken vandaag. Het eten kwam van een restaurantje uit de buurt. Het bestond uit salade (komkommer, tomaat, ui, koriander) met kip met korst en gefrituurde aardappelschijven. Het smaakte best. De katten op de camping hebben gesmuld. Na het eten hebben we financieel met Ahmad afgerekend. Eigenlijk hadden we dit onderweg in de bus moeten doen, maar ik had mijn portemonnee in de Rotel laten liggen. Gelukkig was ik niet de enige die zo stom was geweest en Ahmad vond het ook niet erg. Hij had ondertussen ook de bestellingen bij de bakker laten ophalen en deelde deze nu uit. We hadden namelijk een lijst gehad waarop we konden aangeven of we sesamkoekjes, dadelkoekjes of een mix wilden hebben. Jessica wilde iets moeilijkers: twee kilo baklava. Deze dozen waren duidelijk herkenbaar en leverden geen enkel probleem bij de uitreiking, dit in tegenstelling tot de bestellingen van de anderen. Waarschijnlijk leven sommige Rotelianen alleen om problemen te maken.

dinsdag, oktober 28, 2008

Petra groot en Petra klein (dinsdag, 07.10.2008)

Het ontbijt was weer om 7:30 en om 8:00 vertrokken wij voor de derde keer naar Petra. Het programma was maar weer eens omgegooid. Nu zouden we het Klooster als eerste bekijken en Klein Petra als laatste. Gisteren was dat nog andersom. Ahmad gaf instructies. We zouden elkaar bij het Nabathee’ische theater om 10:15 treffen. Op die manier kon iedereen op eigen snelheid lopen. Ondanks het feit dat we de weg naar en door de Siq voor de vijfde keer in twee dagen liepen, waren we wel weer één van de snelsten, denk ik tenminste. Op een schaduwrijk plekje vlakbij het theater zegen wij neer op een steen en wachtten tot de rest op kwam dagen. Sommigen van de groep liepen verder naar één van de restaurantjes verderop, maar wij hadden genoeg fouragerie bij ons en vonden het op dat moment niet nodig de lokale uitbaters te spekken. Nadat Ahmad voorbij kwam, zijn we opgestaan om zijn vervolginstructies te horen. Die bestonden daar uit dat we als groep naar het Klooster zouden gaan. Voor degenen onder jullie die nu met vraagtekens in de ogen zitten te lezen, het Klooster is een in de rots uitgehouwen tempel voor de Nabateeër koning Obodas I, met een façade die min of meer identiek is aan die van de Schatkamer. Dit gebouw lag op een berg waarbij je zo’n 870 treden moest beklimmen (ik heb ze wel geteld maar stootte al snel op het probleem van wat nog als trede geteld mocht worden).

Over de grote open vlakte door het oude centrum van Petra ging het langs het museum naar het pad daarachter. Volgens Ahmad was dit pad beter begaanbaar dan de weg naar de Hoge Offerplaats gisteren, maar dat klopte niet. Veel treden waren schuin afgesleten en met af en toe een dun laagje zand daar overheen, werd de boel glad als ijs. Bovendien lag het pad bijna de hele tijd in de felle zon en dat was goed heet. Dit keer waren de meeste andere Rotelianen sneller dan wij, maar ook wij kwamen boven. Regelmatig werden we ingehaald door taxi’s, dat wil zeggen ezels, en op de schaduwrijke plaatsen was het pad gezoomd met kraampjes met snuisterijen. Vroeger verkochten de Bedoeïenen allemaal verschillende dingen van eigen makelei. Op een gegeven moment zijn zij echter van hoger hand gedwongen om in een corporatie te gaan en sindsdien verkopen ze allemaal dezelfde waar van waarschijnlijk dezelfde inferieure kwaliteit. Alles kost 1 dinar. Zelfs de allerkleinsten weten dat en roepen “one dinar!”.Ze bieden kettingen, armbanden, Romeinse muntjes enzovoorts aan. Wij konden de verleiding weerstaan.

Boven aangekomen hebben we wat uit onze meegebrachte flessen gedronken en wat zoets gekocht. Vervolgens zijn we nog wat hoger geklommen naar twee van de drie uitzichtpunten. Bij het eerste uitzichtpunt kon je heel in de verte op een hoge bergrug het graf van Aäron zien liggen, bij het tweede punt kon je op het breukvlak van de Afrikaanse en Arabische plaat kijken; de Grote Slenk. Dat zag er heel indrukwekkend uit met al die verschillend gekleurde rotsen. Hierna zijn we in alle rust aan de afdaling begonnen.

Na de nodige rustpauzes hebben we de koningsgraven bezichtigd. Deze zagen er prachtig maar sterk verweerd uit. De uitgehouwen rots toonde patronen in allerlei kleuren rood, bruin, wit en zwart. Onderweg en tijdens de bezichtiging kwamen we steeds weer Rotelianen tegen. Ondanks het feit dat het terrein zo groot was, zag je ze steeds weer. Jessica’s tweede schaduw was vandaag iets minder kleverig dan gisteren. Omdat het zo warm was, zijn we ook maar weer een restaurantje ingedoken, dezelfde als gisteren omdat we wisten dat daar katten te vinden waren. Die hadden we deze dag, op een enkel exemplaar bij de ingang na, nog helemaal niet gezien. We hadden vanochtend bij het ontbijt speciaal een paar kuipjes met leverworst en smeerkaas meegenomen om ze op te voeren aan de katten. Die kuipjes moesten wel leeg vandaag. Nadat we Turkse mokka hadden besteld, doken er drie jonge katjes op. Jessica heeft ze netjes met een lepeltje gevoerd en ze schenen het erg lekker te vinden.

Wat in de mens gegoten wordt, moet er ook weer uit. Jessica vormt geen uitzondering op deze regel. Bij de toiletten dichtbij het restaurantje was ook een snuisterijen-kraampje bezet door een Westers uitziend persoon. Grote affiches met de afbeelding van het boek dat we gisteren gekocht hadden, hingen aan weerzijden. Het bleek de schrijfster van het boek (Married to a Bedouin) te zijn, Margueritte van Geldermalsen. Jessica had het boek dolgraag door haar laten signeren, ware het niet dat ik haar vanmorgen verboden had het boek mee te nemen. Ik droeg namelijk de rugzak en hoe minder daar in zat hoe beter. In dit geval was het natuurlijk wel jammer.

Mooi op tijd, dat wil zeggen kort voor 16:00 uur, waren we weer bij de bus voor attractie nummer twee: klein Petra. Hier kwamen vroeger de handelaren met de kamelen. Zij mochten de stad Petra niet in en rustten in klein Petra uit. Het was hier veel rustiger dan in “groot” Petra. De conservering van de in de rots uitgehouwen façades was deels ook nog heel goed. Wij zijn in één van de rustruimtes geklommen, een diclinium, waar nog delen van het originele stucwerk met fresco’s te zien waren. Dit zag er ook heel mooi uit. Allemaal ranken en bladeren, heel fijn en secuur en dicht bij elkaar geschilderd met een fluitspeler in het midden. Doordat het diclinium bewoond is geweest door Bedoeïenen en er een vuur gebrand heeft, was het stucwerk grotendeels met roet bedekt. Na de bezichtiging was het tijd om naar de Rotel bij hotel al-Anbat terug te gaan.

We voelden onze voeten behoorlijk. Na ons te hebben opgefrist, werd het avondeten om 18:45 in het hotel opgediend. Het was het afscheidsdiner aangeboden door Rotel. Het was een buffet en bestond uit verschillende voorgerechten, hoofdgerechten en nagerechten. Zoals bekend is Jessica gek op toetjes. Franz, de chauffeur bleek dat ook te zijn. Jessica en Franz hebben elkaar hiermee behoorlijk lopen plagen met als gevolg dat Jessica, toen zij aan haar taks zat, door één van de obers nog een schaaltje met een toetje kreeg (pannenkoek met sinaasappelsiroop en een ondefinieerbaar wit romig spul als vulling). Franz had hiertoe opdracht gegeven. Na een koffie toe, hebben we in de lounge nog even gezeten en zijn toen naar bed gegaan. Het zou vroeg dag zijn morgen; om 6:00 zou het ontbijt zijn.

maandag, oktober 27, 2008

Archeologie bij kaarslicht (maandag, 06.10.2008)

Je zou denken dat als je naar een toeristische attractie van de eerste orde gaat, je er vroeg wilt zijn om de stromen van bezoekers voor te zijn. Zeker ook als je weet dat het warm gaat worden. Achmad hield er echter een andere zienswijze op na. Het ontbijt was pas om 7:30, daarna moesten we natuurlijk opruimen, de bus moest nog even tanken en eindelijk kwamen we dan bij de toegangspoort naar Petra. Hier moesten we de toegangskaarten persoonlijk ondertekenen want zij waren twee dagen geldig. Het viel gelukkig niets tegen met de drukte. Als een groep liepen we het eerste stuk tot het graf met de obelisken. Er waren al een paar Rotelianen niet meegekomen omdat het een zware tocht zou worden. Nu viel er weer iemand af, wat mogelijk ook met de warmte te maken had. Het eerste stuk ging namelijk door relatief vlak en open terrein waar de zon ongenadig brandde. Dit stuk bestond uit twee parallelle zandwegen: één voor de voetgangers en één voor de paarden c. q. paard en wagens. Deze laatste twee opties mochten door mensen worden gebruikt die wat moeilijk ter been waren. Overbodig te zeggen dat dit veel dierenleed veroorzaakte omdat dit vaak personen waren die een paar kilo teveel met zich mee torsten. Gelukkig was er een paard en ezel oplapcentrum op het terrein.

Na de uitleg bij het graf mochten de snelle Rotelianen vooruit lopen naar de Schatkamer. Ahmad zou met de langzame ploeg nakomen. Wij waren jong en snel dus ging het in rap tempo langs andere groepen door de zon over stoffige paden. Fout lopen ging niet want er was maar één weg en die voerde naar en door de Siq. De Siq is een paar kilometer lange kloof door de rotsen die tot ongeveer 80 m hoog kunnen zijn. Hier was het wat koeler. De rotsen bestonden uit zandsteen en hadden de prachtigste vormen. Aan weerzijden van het pad dat voor het grootste deel met cement verhard was maar ook nog grote delen van de originele Nabatee’sche bestrating – grote veldkeien – toonde, liepen goten voor opgevangen regenwaterwater dat naar beneden de oude stad in werd geleid. In drie kilometer ging het ongeveer 160 m naar beneden. daar merkte je echter niet zoveel van. De kloof meanderde behoorlijk en er liepen veel toeristen. Gelukkig waren het er ook weer niet zoveel dat geen toeristloze opnames gemaakt konden worden. Niettemin moest je blijven uitkijken want in de soms zeer smalle kloof kon je elk moment door een paard met wagen omver gereden worden.

De laatste bocht naar de open plaats met de Schatkamer was heel indrukwekkend. De Schatkamer is een naam die de Bedoeïenen aan een in de rotsen uitgehouwen graf hebben gegeven. We hebben hier een tijdlang bewonderend rondgekeken. Sommige delen van de façade waren werkelijk nog gestochen scharf en dat na 2000 jaar. Dat kwam omdat het in de rotsen was uitgehouwen en de omringende rotsen de façade tegen weersinvloeden beschermd hadden. Zij hebben de beelden in de façade evenwel niet tegen de iconoclasten kunnen beschermen en alle menselijke afbeeldingen zijn vernield. Op de plaats voor de Schatkamer was het een komen en gaan van mensenmassa’s, kamelen, paarden, ezels en paard en wagens. Verder stond er een grote barak met verversingen. We hebben een tijdje op de trap voor de Schatkamer gezeten en zijn daarna op de rots naast de toegang tot de Siq geklommen om een beter zicht op het lijn- en kleurenspel van de Schatkamer te hebben. Eindelijk kwamen ook Achmad met de laatste der Rotelianen. Na wat uitleg, dat wij al uit de reisgids kenden, gingen we verder langs het hoofdpad, langs andere façades. Deze waren allen veel slechter bewaard gebleven. Hierna konden we bij een barak wat te drinken bestellen, als we wilden. Ja hoor, dat wilden wij wel, om mee te nemen. Wij bestelden maar weer een kunstmatig echt sapje dat Jessica met het water in haar 1,5 liter fles mengde want gewoon water kwam haar ondertussen de neusgaten uit. Vervolgens kwam een hele klim, en nee, wij hadden geen ezel nodig om ons de trappen op te brengen. Die klim was best zwaar. Sommige delen lagen in de felle zon, andere delen hadden uitgesleten treden en als er dan nog los zand over lag, werd het geheel nog glad ook. De treden waren lang, lang geleden in de rotsen uitgehakt en hadden allemaal verschillende hoogtes. Maar de klim was zeer de moeite waard, we hadden prachtige uitzichten. Deze werden alleen regelmatig ontsierd door Jessica’s tweede schaduw. Waar je ook keek, daar was hij, nooit ver weg, foto’s makend om te wachten tot wij (pardon, tot Jessica) weer in de buurt waren of juist sneller klimmend. Wij waren niet zo snel. Wij hadden regelmatig oponthoud in de vorm van klagend miauwende jonge katjes. Dat klonk daar goed in de kloof.

Uiteindelijk bereikten we de top waar, naast een barak met verfrissingen en kraampjes met prullaria, ook de Hoge Offerplaats was. Van het gebouw stond niet veel meer en je brandde er weg in de zon maar je had er wel een prachtig uitzicht op de bergen rondom. Wij zijn over de rand op een smalle richel daaronder gesprongen en daar in de schaduw gaan zitten, uit het zicht van Jessica’s tweede schaduw. Toen we Ahmad’s stem hoorden, zijn we weer omhoog geklommen.

De weg naar beneden ging via een andere route, maar weer via trappen die verraderlijk glad konden zijn. Het is maar goed dat Petra in Jordanië ligt en niet in Engeland want anders zou deze site gelijk gesloten zijn met zijn trappen zonder leuning en zijn smalle paden langs diepe afgronden. Langs het leeuwenreliëf, een miauwend katje in een watergoot en het graf van de Romeinse soldaat kwamen we beneden en gingen zo achter langs naar Petra-centrum. Het was ondertussen middag geworden en nog warmer en we waren wel aan iets te eten toe. In het oude centrum waren echter maar twee restaurants. De ene was duur, de andere was asociaal duur. Ze boden allebei een buffet aan. Dat hebben wij toch maar niet gedaan omdat het wel wat prijzig was. Zelfs Ahmad vond het erg duur. In plaats daarvan zijn we op zoek gegaan naar een kiosk waar we misschien iets kleins zouden kunnen kopen. Een Vlaamse friettent zou goed zijn geweest. Zoiets was evenwel in dit gedeelte van Petra niet te vinden. In plaats daarvan zijn we maar even het museum in gegaan, waar wel wat leuke dingetjes te zien waren, en hebben in hetzelfde gebouw kaarten, postzegels en een boek gekocht. Daarna zijn we bij de andere Roteliaanse niet-eters voor het minst dure restaurant in de schaduw gaan zitten om bij te komen van de warmte. Vervolgens zijn we weer op pad gegaan naar de restanten van een byzantijnse kerk met vloermozaïeken. Deze waren van goede kwaliteit en beeldden beestjes en allegorische personen af. Van de kerk zelf was niet meer overgebleven dan gerestaureerde kniehoge muren en pilaren. Het geheel was met een staal-canvas constructie overdekt. Het was er heerlijk koel en rustig. En zoals gezegd, de mozaïeken waren heel mooi.

Daar we daar niet eeuwig konden blijven, zijn we verder gaan lopen in de richting van het Nabatheeïsche theater. Dat lag op de weg naar de uitgang dus dat kwam mooi uit. Ondereg kwamen we langs een restaurantje waar ook wat hartige zaken verkocht werden, lees: chips. Na weer een kleine pauze kwamen we langs het theater, fotostop en op naar de uitgang. Dat was nog een lange weg. Ahmad had al gezegd dat we er de tijd voor moesten nemen vooral ook omdat de terugweg stijgt. Het eerste deel door de Siq was geen probleem en liep heerlijk door de schaduw, het tweede deel echter was in de volle zon en dat was moeizaam.

Bij de uitgang zijn we naar het postkantoortje gegaan en hebben (verschillende soorten) postzegels ingeslagen, daarbij geholpen door een inheems persoon die de postmeneer uitlegde wat we wilden hebben. Daarna kwam de bus en mochten we met Franz mee naar hotel al-Anbat, waar Franz weer één van zijn fantastische recepten op ons uitprobeerde. Dit keer had hij gelukkig de cayenne peper met rust gelaten. Het was pasta met geëxplodeerd rund en een banaan toe. Voor het eten hadden we trouwens nog wat tijd om het kleine supermarktje naast het hotel onveilig te maken. Het was een soort China-winkel met allerlei prullaria en etenswaar in pakjes. We kochten wat Engels drop (“with some new shapes”), mokka-koffie met kardemom, mangosap en … yoghurt! Ik heb Jessica lange tijd niet meer zo opgewonden gezien. Yoghurt, yoghurt, yoghurt! Dat klopt, we hebben echt yoghurt-Entzug want we hebben dat al weken niet meer gegeten.

’s Avonds om 20:15 moesten we weer boven op de zesde verdieping van het hotel zijn. Dat klinkt heel hoog, en dat was het ook, maar het hotel was tegen een rotswand gebouwd, en keek uit over de vallei in het noorden. De zesde verdieping lag op straatniveau. Van de parkeerplaats beneden, waar de Rotel stond, ging het via een klein trappetje omhoog de zijkant van het hotel binnen. Langs de toiletten en douches ging het vervolgens een tweede trappetje omhoog, door een deur zonder deurkruk, door een smal gangetje met een derde trap die uitkwam op een smalle gang die parallel aan de rotswand liep. Hieraan lagen ook de hotelkamers en was er een lift waarmee je eenvoudig op de zesde verdieping kon komen. Wij hadden Petra bij Nacht besteld bij de receptie en het vervoer naar Petra zou om 20:15 voor het hotel staan. We waren behoorlijk vroeg en hebben in de lounge van het hotel wat kaarten zitten schrijven en hotelgasten zitten bekijken. Er was een hele groep Nederlanders waarvan er tenminste eentje als white trash kon worden betiteld. Wij waren bang dat deze groep ook naar Petra bij Nacht wilde gaan, maar dat bleek niet zo te zijn; zij zaten in ieder geval niet in het vervoermiddel waarin wij zaten. Dit vervoermiddel was een luxe benzineslurper met extra zitplaatsen. Er kwam nog een groepje jonge Nederlanders bij die van Egypte kwamen en via Jordanië naar Israel wilden. De chauffeur was een jonge jongen die het voor elkaar kreeg om met één hand te SMS-en, te sturen en te toeteren en met de andere gesticulerend met 60 km/uur door Wadi Musa te razen. Een interessante ervaring.

Misschien iets te laat kwamen we bij het bezoekerscentrum van Petra. Er stond al een hele groep, zo’n 200 man/vrouw te luisteren naar een Jordaniër die stond te vertellen wat wel en niet toegestaan was tijdens Petra by night. Zo mocht er wel gefotografeerd worden maar we moesten wel stil zijn en er mochten geen mobieltjes gebruikt worden om de sfeer te bewaren. En masse ging het vervolgens naar de ingang waar al snel een opstopping ontstond omdat de kaartjes hier gecontroleerd resp. ingenomen werden en men maar één voor één door het detectiepoortje kon. Daarna begon de zandweg met de paardenrenbaan ernaast. De weg werd aan weerzijde gezoomd door kaarsen die in een soort van papieren boterhamzak stonden. Elke ca. 10 m stond er een kaars. Hierdoor was alles duidelijk te zien. Ook de maan scheen, het was eerste kwartier of daar omtrent, en er waren een heleboel sterren. In het begin waren de bezoekers verbazingwekkend rustig, iets dat ik niet verwacht had. Natuurlijk waren er een paar die zich niet konden gedragen en in één of andere taal luid over koetjes en kalfjes aan het praten waren. Daar gingen wij maar aan voorbij. Tot aan de Siq ging het goed, daarna was het stiltequotum van de meesten wel bereikt. Een stel praatte wat harder, anderen probeerden daar overheen te komen en al snel galmde de hele kloof van gegiechel en gepraat. Een paar keer werd van verschillende zijdes Sssst! geroepen wat alleen maar voor meer hilariteit zorgde. In de wat bredere delen van de Siq galmde het niet zo en dempte het geluid wat meer, zodat het zo nu en dan wat rustiger was. Het was wel mooi, al die kaarsen die de kloof van onderen belichtten en de sterrenhemel er boven. De meeste tijd was het sterrenbeeld lier te zien. Zo kwamen we bij de Schatkamer. Het middendeel van de open plaats stond vol met kaarsen. Daar omheen had men kleden gelegd waarop al veel mensen zaten. Ons werd een plekje tegenover de Schatkamer gewezen. De Schatkamer gloeide oranje-achtig in het kaarslicht. Heel veel bezoekers probeerden dit beeld op de gevoelige plaat vast te leggen. Helaas waren ze zo stom om hiervoor flitslicht te gebruiken. Niet alleen kleine flitslampjes werden gebruikt maar ook zulke, waarvoor je waarschijnlijk een hele accu mee moest slepen. Het was verblindend, gelijk een stroboscoop met flitsen van verschillende sterkte en van verschillende kanten. En natuurlijk overal geroezemoes.

Nadat iedereen gezeten was, begon een Jordaniër op zijn fidel te spelen en te klaagzingen. Het was best aardig. Doordat de Schatkamer omgeven is door hoge rotswanden, klinkt het geluid duidelijk. Een microfoon is niet nodig. Vervolgens werd er op een fluit gespeeld en liep de fluitspeler verschillende rondjes tussen de mensen door. Flits, flits blitz! Hoe die man zonder aarzelen overal door liep is onvoorstelbaar. Hij moet voortdurend totaal verblind zijn geweest. Als derde werd er een verhaaltje in het Engels verteld. Ondertussen, al vanaf het moment dat de muziek begon, werd thee in kleine plastic bekertjes rondgedeeld. Mierzoet. Gelukkig lustte Jessica mijn thee ook. Als laatste wilde de verteller ons, als geëerde gasten, het kostbaarste van de Bedoeïenen meegeven: de stilte, natuur en sterren. We werden gevraagd om drie minuten helemaal niets te zeggen. Bijna iedereen hield zich daar aan op een stelletje ouwe-van-dage Ammi’s na. Die fluister-kwekten er lustig op los. O, wat irritant. Petra is groot en de valleien zijn er diep, je zou bijna op een idee komen… Korter dan drie minuten mochten we alweer ophouden, waarschijnlijk omdat het toch een verloren zaak was. Hierna moesten we weer terug. Wij zouden graag wat langer zijn gebleven om van de kaarsen en het lichtspel te genieten maar we moesten om 22:40 weer terug zijn bij het Möwenpick-Hotel waar we zouden worden opgehaald. Het was al 22:00 uur geweest toen we de weg van de Siq insloegen en de weg was minstens een half uur gaans. We liepen stevig door langs nog brandende en al kapot getrapte kaarsen. Stil was het niet. Het was een aangename temperatuur en de jassen die we uit voorzorg hadden meegenomen, waren niet nodig. We legden de weg in 35 minuten af. Niet slecht. We waren de eersten bij ons vervoer. De overige Nederlanders volgden een vijftal minuten later. Hierna mochten we eindelijk in onze Rotel kruipen.

zaterdag, oktober 25, 2008

Brandend zand (zondag, 05.10.2008)

Het ontbijt was om 7:30. Daarna kwamen de terreinwagens voor een tocht door Wadi Rum. Het waren vijf en na wat getelefoneer, zes 4x4’s, Mitsubishi´s, zoals we ze min of meer bij Wessex ook rijden. Alleen was hier achterin de laadbak een stellage voor een stoffen zonnescherm gebouwd en waren er twee bankjes aan de zijkanten die plaats boden aan zes personen. Het zonnescherm was erg laag zodat ik gebukt moest zitten. We besloten dat dat ding moest verdwijnen, wat de bestuurder met enige bevreemding deed. Voordeel was dat we nu prima zicht hadden, een nadeel was dat we in de volle zon zaten. De vaartwind maakte evenwel veel goed.

Wadi Rum is een prachtige vallei, een soortement van woestijn met wit tot rood zand en grote zandsteenrotsen. Deze hadden de meest uiteenlopende vormen. Ik vermoed dat door sterke regenval de rotsen zijn uitgesleten waarbij druipkaarsachtige vormen ontstonden. De wind heeft vervolgens deze vormen afgezwakt en voornamelijk van boven glad geslepen. Soms zijn grote oppervlaktes van de rots afgebroken die dan een vlak uiterlijk en scherpe randen vertonen. Tijdens de rit hebben we verschillende stops gemaakt. Bij de eerste kregen we thee in een bedoeïenentent aangeboden waar ook een heleboel snuisterijen ter verkoop werden aangeboden. We grapten al dat deze toer eigenlijk een huisvrouwen-verkooptoer was. Daarna hebben we (vermoedelijke) Nabateeër-grafitti gezien (ja, dat deden ze 2000 jaar geleden ook al) en andere imposante steenformaties. Verder is het misschien ook nog leuk om te weten dat Lawrence of Arabia hier in 1917-1918 was. Af en toe moest er gestopt worden omdat de bouten van het rechter achterwiel er dreigden uit te vallen. Daar misten al drie bouten en het was interessant te zien hoeveel slagen de bestuurder met de sleutel kon maken tot de overige bouten weer vast zaten. Het was een behoorlijk hobbelige tocht door mul zand maar zeer zeker de moeite waard. Zeker ook omdat we de voorste wagen van zes waren en dus eigenlijk het beste zicht hadden.



Na de tocht werd ons een lunch aangeboden in het kamp. Deze was niet echt bijzonder. Daarna werd de Rotel afgebroken en reden we naar Wadi Musa, vlak bij Petra, waar we een standplaats bij een hotel hadden. Vlak voor we het hotel bereikten, reden we langs de plaats waar Mozes volgens de overlevering water uit de rots zou hebben geslagen. Er stroomde daar nog steeds water maar er was een gebouwtje overheen geplaatst, zodat we de plek niet echt goed konden zien. Daar is de volgende dagen helaas geen verandering in gekomen.

Het avondeten bestond uit rijst met een gepeperde tomatensaus en kunstmatige gehaktballetjes. Alweer niet echt smakelijk. We hadden de koffers weer gekregen en konden voor de laatste keer de drie-dagen-tas herpakken. Sommige Rotelianen boekten een kamer in het hotel. Wij hebben ook geïnformeerd maar ik vond het net iets te duur.

vrijdag, oktober 24, 2008

Nacht in de woestijn (zaterdag, 04.10.2008)

Vandaag was dierendag. Ik vrees alleen dat de vliegen die ons gezelschap hielden daar niet veel van gemerkt hebben. Jessica wilde hen wel een strikje om doen maar die dan wel krachtig aantrekken. De nacht was erg onrustig geweest. Een stevige wind had de Rotel op zijn gevederde grondvesten doen schudden. Ik moet echter zeggen van het schudden weinig gemerkt te hebben. Het was gisteravond behoorlijk laat geworden en ik ben op de kussens op de bank van de overdekte zitgelegenheid van de camping in slaap gevallen. Iets wat Jessica begrijpelijkerwijs niet echt leuk vond.

We mochten heel lang uitslapen, het ontbijt was pas om 8:30. Er zou vandaag een facultatief uitstapje zijn, namelijk het bekijken van koraal op een bootje met een glazen bodem. Wij hadden ons niet opgegeven aangezien wij die boottocht toentertijd in Egypte al gemaakt hadden. Er waren slechts een paar gegadigden, maar vanwege de stevige wind werd de vaart afgezegd. Er was niet veel te doen. Na het ontbijt zijn we een klein stukje langs het strand gaan wandelen dat zich aan de andere zijde van de weg bevond. Wat een troep lag daar: glas, plastic, een heleboel sigarettenpeuken en wat dies meer zij. Het lag door elkaar, deels in groepen en in los verband daartussen. Een paar BMO’s met echtgenoot en kinderen die aanzienlijk schaarser gekleed waren, liepen er ook. Tussendoor stonden weer van die strooien parasols zoals we die gisteren bij de Dode Zee ook gezien hadden, en waarop sommigen nauwelijks meer stro lag. Daaronder zaten her en der ook wat inheemsen. Wij zijn na een kleine kilometer omgedraaid en zijn ook een parasol gaan zoeken want het was goed warm geworden. Het zal weer ver over de 30 °C zijn geweest. Vele parasol-schaduw-plekken waren vervuild met houtskool van vuurtjes en dierenbot. Jordaniërs houden van picknicken.

Na een tijdje zagen we wat Rotelianen die moedig de baren wilden trotseren. Bij het omkleden hadden zij best wat bekijks. Wij zaten niet echt te wachten op zoveel bloot vet en vlees en zijn toen maar terug naar de camping gegaan. Daar zijn we op de (comfortabele) banken in de schaduw rond het zwembad gaan zitten. We hebben die morgen niets meer gedaan, daarvoor was het veel te warm. Met een fles water, Jessica met haar borduurwerk en ik met de reisgids van Jordanië hebben we naar de luide kwijlmuziek geluisterd die de heren, die de boel schoon hielden, telkens en telkens weer opzetten. Voorbij kwamen onder andere de lange live versie van Hotel California van de Eagles, Barbara Drijfzand’s Woman in love, Chris de Burgh’s Lady in red, de Engelse versie van Suzanne van V.O.F. de Kunst, enzovoorts enzovoorts. We kenden de CD’s aan het begin van de middag uit ons hoofd. Tussendoor werd het zwembad met een netje schoon gevist en gingen Rotelianen daar in zwemmen. Tegen die tijd kwamen ook de Rotelianen terug die waren wezen zwemmen in de Golf van Aqaba. Sommige waren ‘moedig’ in hun zwemkleding over straat gegaan. Niet echt handig in Jordanië lijkt me. En voor de rest? Drinken, lezen, luisteren, kijken, zweten. Wat vinden toeristen leuk aan een zeevakantie?

Het duurde lang tot we eindelijk om 13:30 de Rotel gingen afbreken. Daarna reden we naar Aqaba voor nog meer vrije tijd. Dat was waarschijnlijk omdat we voor 14:00 de camping moesten verlaten om te voorkomen dat we een dag extra moesten betalen. Aqaba is beslist een oude stad, maar het enige oude dat we hebben gezien was een fort uit de late Middeleeuwen of nog later. We reden er gewoon langs. We stopten ergens langs de hoofdweg en volgden als kuikens kloek Ahmad, die ons inkoopgelegenheden toonde. Eerst een zaakje waar je zand in flesjes kon kopen, daarna de groente- en fruitbazaar. Wij hebben 2 appels en 2 sinaasappels gekocht en 2 flesjes met een kunstmatig-echt vruchtensapje. Daarna zijn we naar de boulevard gegaan waar alleen inheemsen te zien waren en zooi in kraampjes kochten en verkochten. Het duurde even tot we een stukje muur in de schaduw zagen waar we konden zitten om onze verworvenheden te nuttigen. Vervolgens zijn we naar een bank gegaan om te kijken of we niet eens wat muntgeld konden krijgen. Met uitzondering van de kunstmatig-echte-vruchtendrank-verkoper hebben we nergens muntgeld teruggekregen. Ook bij de bank kregen we niets; de bank was gesloten. Daarna zijn we op zoek gegaan naar een restaurantje om koffie te drinken en kort daarop was het tijd om de bus op te zoeken.

Om 16:00 uur begon de dag zo te zeggen dus pas. Vandaag zouden we in Wadi Rum overnachten. Via hoofdweg, zijweg en nog smallere geasfalteerde wegen reden we naar en in het nationale park. Na toegangskaartjes te hebben gehaald, reden we naar de campsite. Hier hadden we ons enorm op verheugd. In de Witte woestijn in Egypte was het heel mooi en rustig geweest. Dit hier was heel anders dan we verwacht hadden. Dit was een officiële kampeerplaats rond een rots met een heleboel vaste tenten en lemen hutjes. Er waren souvenirwinkels, toiletten en bedoeïenententen. En alles met lampjes die aangingen toen het donkerder werd. Tegelijk begon een generator te grommen. Dag stilte en donkerte. Gelukkig was het mogelijk om, verstopt achter de Rotel, de sterren te zien en de Melkweg. Het avondeten bestond uit piepers met een soort van roulade en meloen toe.

Omdat ik toch dolgraag sterretjes wilde zien in stilte, zijn we na het eten een stukje de woestijn in gelopen. Hier was de hemel echt goed te zien. Op onze rug liggend in het zand hebben we een paar vallende sterren gezien naast de enorme hoeveelheid Fixsterne aan het firmament, plus de planeet Jupiter. Plots werden we opgeschrikt door luid kabaal van een ingeblikte, kwelende Jordaniër die in één van de camps om de rots werd opgezet. Voorbij rust. We zijn dan ook maar terug naar ons kampement gegaan, waar een tweede reisbus met Zuid-Amerikanen of zo was gearriveerd. Die kregen in ons kamp te eten. Op de terugweg naar het kamp werden we op afstand gevolgd door Jessica’s vriendje, die haar sinds de eerste dag niet meer uit het oog heeft verloren. Dat begint nu toch wel een beetje irritant te worden.

Het kamp bestaat uit een grote ronde piste uit cement met een cementbank er omheen, bekleed met matrassen. In het midden van de piste zou een kampvuur kunnen branden maar omdat de inheemse kampeigenaren hiervoor gewoon een paar acacia’s omzagen, heeft Ahmad het kampvuur afgezegd. De muziek in het andere kamp was gelukkig na één kweelnummer opgehouden en het geluid bestond weer uit het vertrouwde grommen van de generator. Ahmad waarschuwde ons dat om 22:00 uur het licht uit zou gaan. Dat was goed nieuws! De Zeitangabe was Jordaans, dus de generator werd pas tegen 22:30 uitgeschakeld. Heerlijk, wat een rust. Helaas had de kamphouder een grote felle gaslamp in het midden aangestoken. Hierdoor was weer weinig van de sterrenhemel te zien. Wij zijn toen maar gaan slapen.

donderdag, oktober 23, 2008

Het Beloofde Land (vrijdag, 03.10.2008)

De wekker ging om 6:30, zoals gebruikelijk op deze reis. We hebben de sleutel afgegeven, kregen onze paspoorten weer en brachten de spullen naar de bus. Daarna gingen we weer terug naar het restaurant van het hotel voor het ontbijt. Het zag er goed uit met tomaat, paprika, ei, brood etc. Er waren warme, ondefinieerbare dingen, maar die hebben we laten staan. Tijdens het ontbijt kwamen we ook de groep Spanjolen of Italianen of een andere nationaliteit weer tegen die we gisteravond al in de lounge van het hotel hadden gezien. Zij druppelden in groepjes binnen in af en toe gewaagde kleding en vonden het nodig om tijdens het ontbijt een sigaret op te steken.

Om 7:45 gingen we naar de bus, die al ontRoteld was. We gingen naar het eerste excursiepunt van vandaag, de Grieks Orthodoxe kerk, patriarchaat Jeruzalem, van Madaba. Dit dorpje is oud, een hele tijd verlaten geweest en daarna weer opgebouwd. Hierbij is het één en ander verloren gegaan, onder andere grote delen van een reusachtig vloermozaïek voorstellende een kaart van het Heilige Land met alle belangrijke plaatsen die je als vroeg christelijke toerist bezocht moest hebben. Een deel is evenwel gelukkig bewaard gebleven. Toen we bij de Joriskerk aankwamen, was daar echter een mis aan de gang en lagen er tapijten over het resterende stuk mozaïek. We hebben een deel van de gezongen mis rustig luisterend aangehoord, de icoon van Maria met de derde blauwe hand gezien, en werden toen vriendelijk verzocht de kerk te verlaten. Het was er heel druk en er arriveerden steeds meer groepen, onder andere een Indische bedevaartsploeg, die geen ontzag had voor medetoeristen. Na afloop van de mis werden de deuren gesloten (daarom moesten wij de kerk uit). De Rotelgroep mocht daarna als eerste weer naar binnen via een andere deur. De tapijten die over het mozaïek lagen waren ondertussen opgerold en een touw er omheen gespannen. Na wat foto’s was het tijd om ons door de massa terug te dringen naar de bus. Tijd voor het volgende excursiepunt: de berg Nebo.

Op deze berg toonde Mozes zijn volk het Beloofde Land (waarschijnlijk staande op de tweede grote steen van links). Ook hier waren onze Indische pelgrims in de meest letterlijke zin van het woord breed vertegenwoordigd. Niettemin konden wij ons ook een plaats met goed zicht verwerven. De Dode Zee, de Jordaan en Jericho waren goed te zien. Op de berg stond ook een kerk, maar deze Franciscaner Gedächtniskirche werd gerestaureerd. Heel jammer, want daarin bevonden zich prachtige vloermozaïeken. Twee daarvan waren tijdelijk uitgebouwd en lagen in een grote tent. Er stonden allemaal beestjes en flora op en wat heiligen. Zoiets moet eigenlijk van boven gezien worden, maar wij keken er van de zijkant tegenaan. Bovendien lag het mozaïek hoger dan het loopoppervlak wat de zichtbaarheid niet echt verhoogde. Niettemin gaf het een indruk van de pracht en praal in de kerk.

Voor Jessica kwam daarna een hoogtepunt dat letterlijk ook een dieptepunt was: badderen in de Dode Zee. De weg van de berg Nebo van ca. +1200 m naar ca. -400 m ging via haarspeldbochten en was soms best wel steil. In de één na laagste versnelling ging het naar beneden waarbij het voelbaar warmer werd. Beneden in het dal reden we langs controleposten naar de badderplaats. Langs de Dode Zee tot voorbij Aqaba is de doorgaande weg, de desert highway, met controleposten bezaaid. Aan de andere kant van het water ligt tenslotte Israël. Jordanië heeft weliswaar sinds 1994 een vredesverdrag met Israël (dit in tegenstelling tot Syrië), maar ja, je weet maar nooit.

Uitgestapt uit de bus sloeg de warmte je tegemoet. Het zal ver over de 30 °C zijn geweest. Over smalle boulevards kwam je op het strand. Hier stonden overal grote strooien parasols en ook vierpalige overkappingen. Die waren hard nodig ook. We vonden nog vier parasols relatief dicht bij elkaar voor de hele groep. De rest was al bezet door de vele inheemse toeristen, die op hun vrije dag (vrijdag) ook een leuk uitje wilden hebben. Zij sleepten af en toe hun hele hebben en houwen mee om lekker op het strand te kunnen eten.

Wij mochten ons òf op het strand omkleden òf in de omkleedcabine, afhankelijk van de grootte van de handdoek. Wij kozen voor de laatste optie. Hierna liepen we weer terug naar het strand, dat een zandstrand was met heel heet zand. Meer naar het water kwamen wat meer stenen en tussendoor allerlei rommel. Vlakbij het water was het zand verzout en hard. Daarna kwam het water met alweer een heleboel steen op de bodem. Nu moet ik terugkomen op de enquête die Jessica een tijdje geleden op dit blog zette: blijf ik drijven of niet? Ik moet toegeven dat het water meer draagkracht had dan ik dacht en dat zelfs ik in hurkhouding kan wegdrijven. Eén enkele ondoordachte beweging is echter voldoende om de draagkracht te verlagen en je onder te dompelen. Dat wilde ik voorkomen, zeker ook omdat daarvoor gewaarschuwd werd; dat spul kan gemeen bijten. Op mijn rug door het water drijven? Niet voor mij, bedankt, hoe zeer Jessica ook aandrong. Ik vrees dat water niet mijn ding is en ook nooit zal worden. Tenslotte heb ik ook geen zwemvliezen tussen mijn tenen. Niettemin denk ik dat ik de weddenschap verloren heb. Ook ik blijf min of meer drijven. Misschien dat het over een jaartje of tien beter zal gaan. Dan is er nog minder water en het zoutgehalte nog hoger. De Jordaanse regering is namelijk op het lumineuze idee gekomen om het toerisme hier te promoten door nog meer hotels langs de Dode Zee te bouwen. En die hebben allemaal water nodig. Om dat te krijgen, hebben ze één van de rivieren die de Dode Zee voeden afgedamd. De Jordaan voert al zo goed als niets meer aan, dus er komt nauwelijks meer iets in. Het water verdampt alleen maar. De Dode Zee bestaat eigenlijk uit twee bekkens, een noordelijke en een zuidelijke. De noordelijke is tot zo’n 400 m diep, de zuidelijke zo’n 5-10 m. Deze is beslist zo weg, het noordelijke bekken zal wat meer tijd nodig hebben, maar 100 jaar zal het niet meer duren.

Na gedouched te hebben onder een avontuurlijke douche waarbij je vingers de draaiknop vervangen moesten, zijn we naar het restaurant gegaan dat ons was aangewezen voor de lunch. Voor wie wilde uiteraard. Wij niet. Jessica had behoorlijk last van haar maag en ook de mijne was nog niet in orde. We hebben alleen wat gedronken en hebben daarna het winkeltje iets verderop doorstruind waar allerlei Dode Zee-producten en prullaria werden verkocht. Vervolgens hebben we in de schaduw zitten en staan wachten tot we de bus weer in mochten. Niet dat het daar binnen beter was. In de bus werden we gebraden en opgegeten door vliegen. Tot we wat sneller gingen rijden. Toen deed Franz de deuren weer open. Dat had een tweeledig effect: verkoeling door de vaartwind en vliegen werden door de achterdeur de bus uitgezogen. Althans, dat was de bedoeling. Echt lukken deed de opzet niet. Wel werd het aantal vliegen gedecimeerd.

Het was een hele zit tot Aqaba, ongeveer 260 km. Onderweg hadden we een fotostop bij het afgedamde riviertje en een Gesundheitspause bij een wegrestaurant. Na wat gedronken te hebben, ging het nog slechter met Jessica’s buik en dat bleef de rest van de dag zo.

In Aqaba komen vier landen dichtbij elkaar: Egypte, Israël, Jordanië en Saudi-Arabië. Het was een soort déja vu. Ongeveer vier jaar geleden zaten we aan de andere zijde van de Golf van Aqaba, vlakbij Taba (Salah el Deen Village, 08.01.2005). Tegenover Aqaba was het Israëlische Eilat duidelijk zichtbaar. We gingen naar een camping een paar kilometer ten zuiden van Aqaba. Dit was zo’n afgrijslijk massatoerisme-ding dat nog maar vier jaar oud was maar nu al behoorlijk wat renovatie behoefde. De douches en toiletten zaten bij elkaar wat die avond nog en zeker de volgende morgen een enorme kliederbende opleverde. Het licht deed het aan het begin van de avond niet en de deuren konden niet op slot. Daarom werd er maar een doek in de wasruimte gehangen om het mannengedeelte van dat van de vrouwen te scheiden. De Rotel werd bovenop de heuvel, uitkijkend over de camping, gereden. Het woei enorm en het was best een werk om samen met een stel sterke Rotelianers het canvas om de Rotel-uitbouw te hangen. Dat canvas werkte als een zeil en het was een wonder dat de Rotel niet omwoei.
Als avondeten was er spaghetti met tomatensaus en kaas. Deze was, om het beleefd uit te drukken, interessant. Misschien dat de pure spaghetti alleen nog wel te doen zou zijn geweest. Na het eten is Jessica gaan internetten in het kantoortje van de camping, waarbij zij in gesprek raakte met de eigenaresse van het complex. Deze dame was apentrots op het complex en wilde zelfs gaan uitbreiden. Vervolgens wilde Jessica nog even onder de douche om het laatste zout uit de Dode Zee uit haar haar te spoelen. Maar doordat ik vergeten had haar tas met badderspullen uit de bus te halen, was dat niet mogelijk. De bus werd na het avondeten namelijk altijd afgesloten.

woensdag, oktober 22, 2008

Grensperikelen (donderdag, 02.10.2008)

Ik had het niet verwacht maar de muezzin-wekker ging volgens mij vandaag niet zo vroeg, luid en lang af als de vorige keer dat we hier waren. Misschien wilde hij niet meer zoveel aandacht trekken. We hoorden gisteren onderweg naar de camping namelijk dat een groot deel van Damascus, zeg ongeveer de helft, illegaal gebouwd is, inclusief de moskee. In de buurt van de camping was men al druk bezig gebouwen met de grond gelijk te maken.

Bij het ontbijt was er vandaag taart. Eerst omdat Franz naamdag zou hebben, daarna zou Ahmad 50 geworden zijn en vervolgens omdat er toevallig een goede Weense bakkerij in Damascus aanwezig was. Dit leek ons de meest plausibele verklaring, maar het belangrijkste was wel dat de taart goed was. Hierna volgde als gewoonlijk om 7:30 het opruimritueel: ontbijtspullen afwassen en de koffers, die we gisteravond weer gekregen hadden, bij de bus zetten en de Rotel afbouwen. Om 8:00 vertrokken we richting de Jordaanse grens. Onderweg vertelde Ahmad weer over de politieke situatie in het land. Er zijn in Syrië veel vluchtelingen uit Irak en Syriërs uit de Golan-hoogvlakte, die na de inname door Israël van daar gevlucht zijn. Voor de opname van vluchtelingen krijgt Syrië compensatie van met name Iran, maar dat is bij lange na niet voldoende. Toen de vluchtelingenstroom op gang kwam, kneep de regering een oogje toe bij het illegaal bouwen. Dat is nu volledig uit de hand gelopen. Een beetje baksjis doet vaak wonderen. Hierdoor is met name aan de zuidzijde van de stad, in de ooit mooie oase, een ongeordende wanboel van huizen verrezen. Soms worden die weer afgebroken maar veelal ook blijft de status quo gehandhaafd.

Onderweg werd voor een Gesundheitspause gestopt bij een uitgedoofde vulkaan, die voornamelijk uit slak en as bestond. Ik kon het dan ook niet nalaten wat materiaal op te rapen voor mijn vergelijkingscollectie. Dit spul wordt afgegraven ten behoeve van de betonindustrie en schijnt ook te worden gebruikt als isolatie. Vlakbij waren meerdere identieke vulkanen te zien.

De laatste provincie voor de grens werd voornamelijk bevolkt door Drusen. Dat zijn ook moslims, maar dan anders. Zij hebben geen moskeeën en vrouwen zijn geen BMO’s, zij hebben zelfs geen hoofddoek om. In deze provincie lag ook de stad Busra dat onze eerste echte attractie van de dag was. Deze stad is op Romeinse fundamenten gebouwd. Er stond ook nog een heleboel Romeins spul, met name het theater dat plaats bood aan ca. 15000 bezoekers. Het feit dat het zo goed bewaard is gebleven, is grotendeels te danken aan de Mamelukken die er in de 11e eeuw een fort omheen bouwden. De halfronde rijen met stenen zitbanken liep van binnen steil omhoog met bijna 100 treden. Van boven had je nog steeds een prachtig zicht op het toneel en ook het geluid was goed. Een groep toeristen stond zich beneden op het podium namelijk te buiten te gaan aan, zullen we maar zeggen, zang. Het toneeldecor bestond uit zwart basalt (logisch natuurlijk met zoveel vulkanische activiteit in de buurt) met kalkzandstenen, melkwitte zuilen. Dat stak mooi bij elkaar af.

We hadden helaas te weinig tijd om de rest van de stad te bekijken, dat volgens onze reisgids nog talloze Romeinse resten moest bevatten. We zagen her en der wel een zuiltje omhoog steken, maar Jessica had maagproblemen gekregen en we besloten daarom om het resterende kwartiertje in een restaurantje te verbrengen. Daar werden we gezellig onderhouden door een jong, klein, rood katje dat op zoek was naar Streicheleinheiten. We wilden hem wel meenemen in de Rotel maar Ahmad meende dat Franz hem dan mogelijk voor het avondeten zou gebruiken. Toen hebben we de kat daar maar gelaten.

Bij de grens nam Ahmad onze passen naar de immigratiedienst en wilde de douane de Rotel-aanhanger van binnen bekijken. Daarna moesten we een hele tijd wachten. Toen we de passen eindelijk terugkregen, wilde de bus niet meer starten. Waarschijnlijk was de accu leeg geraakt door het ventilatiesysteem in de bus dat op volle toeren draaide. Hoe het ook zij, het lukte Franz om de bus weer aan de praat te krijgen. Na een paar honderd meter kwam de Syrische douane nog een keer om te controleren of we allemaal een uitreisvisum en stempel hadden gekregen en onze 500 Syrische lira als oprotpremie hadden betaald. Dat bleek allemaal in orde te zijn. Vervolgens reden we over een lang stuk niemandsland naar Jordanië. Hier moesten we weer de passen afgeven en weer een uur of zo wachten. In die tijd hebben we wat gedronken bij één van de vele tentjes bij de grensovergang. Ook probeerden we twee katten aan te halen die daar rondliepen – wat overigens niet lukte – en hebben we geld gepind bij een automaat, waar aan gesleuteld werd maar na een Jordaans five minutes weer werkte. Daarna ging het stapvoets verder met de bus tot de volgende controle (om te zien of er Jordaanse stempeltjes in het paspoort stonden). En uiteindelijk, hallo Jordanië.

Dat het allemaal zo lang duurde, kwam voornamelijk doordat het de tweede feestdag van de ramadan was. Er was slechts een halve bezetting bij de grens en er waren veel mensen die de grens over wilden. In Jordanië wonen namelijk veel Syriërs, die in 1963, toen privébezit in handen van de staat viel, naar Jordanië zijn gegaan. Zij hebben daar hun eigen geld geïnvesteerd en goed geboerd. De feestdagen zijn dan natuurlijk ideaal om je familie in Syrië weer op te zoeken. Ook wonen in Jordanië veel Palestijnen. De schattingen liggen rond de 70%, met name in de hoofdstad Amman. De oorspronkelijke naam voor Amman is Ras Amon, letterlijk koning Amon, een koning uit de IJzertijd. De Romeinen veranderden de naam in Philadelphia en de Osmanen veranderden het weer in Amman. Zo’n 100 jaar geleden woonden er hier ongeveer 4000 mensen. Door de politieke situatie in het Midden Oosten kreeg Amman een belangrijke plaats in het handelssysteem, met als gevolg de miljoenenstad die er nu staat.

De reis van de grens naar Amman ging door heuvelachtig gebied waarbij voornamelijk geklommen moest worden. De bus met aanhanger overwon dit alleen in de tweede en soms zelfs alleen in de eerste versnelling. Na een fotostop en nog een hele zit kwamen we eindelijk aan bij het Crown Hotel in Amman-Oost. De Rotel werd aan de zijkant van het hotel neergezet en opgebouwd. De douches en toiletten voor ons waren achter en onder het hotel gelegen. Die van de vrouwen waren nog enigermate in orde, die van de mannen te smerig om zelfs met kaplaarzen in te gaan (van horen zeggen, ik voelde niet de behoefte zelf te kijken). Daarom kregen we andere douches toegewezen. Hiervoor moesten we nog verder lopen tot in de fitnessachtige ruimte achter het complex. De nieuwe toiletten waren in de hotellounge. Jessica was het echter helemaal zat, voelde zich belabberd en wilde een hotelkamer. De prijs was te doen en na het afgeven van onze paspoorten bij de receptie kregen wij de sleutel van kamer 113.

Het avondeten bestond uit plakrijst met explodiertem Huhn en werd opgeluisterd met 2x 5 minuten siervuurwerk. Waarom weet ik niet. Wij betrokken ieder geval na het eten onze kamer. Deze was enorm groot met een kingsize double bed dat ongeveer net zo groot was als twee Doppelkabinen in de Rotel. Je kon er een hele familie te slapen leggen en er alsnog in verdwalen. De kamer was verduisterd met zware gordijnen die het licht en grotendeels ook het geluid buiten hielden. Dat dat heel belangrijk was hoorden we de volgende morgen. Onze medereizigers in de Rotel schijnen namelijk nauwelijks geslapen te hebben vanwege harde muziek.

dinsdag, oktober 21, 2008

Al-Hoshn (woensdag, 01.10.2008)

Vandaag ging het een beetje beter. Gelukkig maar want vandaag zouden we een ander hoogtepunt van de reis bezoeken, Crac des Chevaliers, de best bewaarde kruisridderburcht ter wereld. Daar dit meer in het binnenland lag, werd het landschap steeds kaler. Over nieuwe tweebaans snelwegen reden we langs de Antilibanon. Via een omweg ging het daarna naar Crac des Chevaliers, al-Hoshn in het Arabisch. Het is een enorm gebouw, gebouwd in drie fasen van de 12e tot de 13e eeuw. De laatste fase viel onder de Mamelukken. Voor de poort werden we ontvangen door de directeur van het Crac. Hij sprak Duits want hij had in Bonn Kunstgeschichte und Archäologie gestudeerd. De rondleiding was snel aangezien we maar twee uur tijd van Ahmad hadden gekregen, en de uitleg was simpel doch duidelijk. Door de poort liepen we door de gangen, stallen en over de muur van de buitenburcht. Deze was oorspronkelijk omgeven door een gracht. Water werd opgevangen in cisternes en er was een aquaduct aan de westzijde van de burcht voor het geval er een tekort aan water mocht zijn. Het was een genot om door een gebouw te lopen waar alle health & safety regels ongegeneerd verworpen werden. Zo was er geen reling aan de bovenzijde van de muur en langs de stenen trap die naar boven leidde. Naast de borstwering was ongeveer 1,5 m loopruimte waarna de muur loodrecht een metertje of tien naar beneden ging. Een beetje uitkijken moest je hier wel.

Van de buitenburcht liepen we naar de binnenburcht die eveneens door een gracht omringd was. Hier zagen we de onderkomens voor de soldaten, officieren en de commandant. Verder waren er voorraadruimtes (bestaande uit ingegraven aardewerk vaten), een ridderzaal en een kapel. Aan het einde van de rondleiding was nog wat tijd voor vragen. Jessica was er als de kippen bij. Vraag: Zijn er nog skeletten gevonden van de kruisridders? Antwoord: Ja, in de ridderzaal. Vraag: Is dit gepubliceerd? Antwoord: Eh, nee, maar ze zijn wel gefotografeerd! Vraag: Hoe zit het met het dierlijk botmateriaal? Welke beestjes zijn er gevonden? Antwoord: Er is dierenbot van schaap en kip en nee, geen varken. De kruisridders hielden rekening met de gevoelens van de moslims rondom de burcht… Nog een mooie. Jessica stelde zich voor als Archäozoologe. “Een wat?” vraagt de directeur, “antropologe?” “Nee”, zegt Jessica, “geen mensenbot, alleen dierenbot”. Grote vraagtekens in de ogen van de directeur. Mijn beurt. Waar was de smidse? Het zou leuk zijn om een 13e eeuwse smidse in 3D te zien. Gewoonlijk vinden we alleen maar wat onduidelijke sporen. Volgens de Herr Direktor was er geen smederij. Het smeedwerk werd door de lokale bevolking buiten de burcht gedaan. Fantastisch! Wil je paarden beschoeien of wapens repareren, ga je naar je potentiële vijand die het weer in orde maakt dat je ze onder de duim kan houden. En zo iemand noemt zich archeoloog.

Het middageten vond plaats in een restaurant dichtbij. Alleen Jessica had zich voor de lunch opgegeven want mijn maag werkte nog steeds niet mee. De gerechten schijnen best goed te zijn geweest, maar het beste van alles was de eigenaar, die een broertje van Paul de Leeuw had kunnen zijn. Hij had geëpileerde wenkbrauwen, grote ringen aan de vingers en schitterende gebarentaal en loopjes. Bovendien had hij geen geduld met langzaam van begrip zijnde toeristen. Alles moest snel, snel, snel. Dit was beslist naar de zin van Ahmad.

Daarna werd het laatste programmapunt afgehandeld. Dat was het dorp Malula. Dit moet zo’n 20 jaar geleden nog heel mooi zijn geweest maar door de beton- en staalbouw zijn de oude, traditioneel lemen bijenkorfvormige huizen vervangen door moderne gedrochten. Wel staat er nog het klooster van Sergio en Bacchus uit de 4e eeuw. Dit moet één van de oudste nog in gebruik zijnde kerken ter wereld zijn (het spijt me dat ik steeds weer superlatieven gebruik, maar er is nu eenmaal een heleboel oud spul in Syrië te vinden). Het is een klein gebouw met iconostasis en een altaar dat nog een opstaande rand heeft. Dit diende in heidense tijden als bloedwering. We hoorden hier het Onze Vader in het Aramees, waarbij de g-klanken de boventoon voerden. Na nog een beetje rondkijken, moesten we alweer terug en reden we over de snelweg naar de camping in Damascus, waar we ook al de eerste dagen hadden gestaan.

maandag, oktober 20, 2008

De ziekenbus (dinsdag, 30.09.2008)

Wat een rampdag. Het begon ’s morgens vroeg, heel vroeg. Mijn maag begon op te spelen en kwam niet meer tot rust. Elk uur hetzelfde ritueel: uit de Rotel klimmen, sandalen aan en naar de sanitaire Anlage. Probeer dat maar eens als je haast hebt en alles ook nog zo stil mogelijk moet doen om je medereizigers niet wakker te maken. Tegen de tijd dat de rest wakker werd, was bij mij alles al aan alle kanten eruit. Bah, bah, bah. Dat moet een zware voedselvergiftiging zijn geweest. Voor mij geen ontbijt en ik heb geprobeerd in de bus te slapen. Jessica ontpopte zich als een echte ziekenzuster. Ik kan dus weinig over de reis naar Tartus, onze volgende camping, vertellen. Af en toe werd ik aangestoten om naar buiten te kijken, want we reden door een bergachtig gebied met mooie uitzichten. Het ging steeds meer naar de kust en het vochtgehalte in de lucht werd hoger. Dit vertaalde zich in een groener landschap.

Ik was niet de enige met dit soort vergiftigingssymptomen. Op mijn nachtelijke renpartijen kwam ik steeds weer één van onze reisgenoten tegen. In het algemeen heeft iedereen op deze reis last van zijn of haar maag gehad, sommige zelfs meerdere malen. Maar bij mij was het volgens mij wel het ergst. Of ik kon mij gewoon het beste aanstellen, wat natuurlijk ook een goede mogelijkheid is.
Gelukkig hadden we maar één programmapunt vandaag. Helaas was dat archeologisch wel heel belangrijk: Ugarit of Ras Shamra, de Phoenisische handelsplaats. Hier was onder andere het kleirolletje met het vroegste alfabet gevonden. Jessica is met de groep meegelopen terwijl twee anderen en ik op een bankje bij de in-/uitgang in de schaduw zijn gaan liggen. Daar hebben we heerlijk een uur geslapen. Daarna ben ik wakker geworden en heb gezien dat de groep nog steeds bezig was. Vervolgens heb ik alle krachten verzameld, ben opgestaan en met mijn eigen rondgang door Ugarit begonnen. Wat een steen ligt en staat daar. Prachtige oude vloeren en grote stukken zuil. En overal scherven. Aan het einde van het reusachtige terrein kwam ik de groep weer tegen die net aan het einde van de rondleiding was gekomen. Jessica heeft mij toen snel even bijgepraat en een kleine privé-rondleiding gegeven. Daarna was het alweer tijd om naar de bus te gaan. Gelukkig maar, want in mijn toestand was het best vermoeiend. Dit was ook het einde van het cultureel programma.

We reden verder naar de camping die heel groen was, met geurende Jasmijn en druif plus tros hangende over een grote pergola (zelfbediening!). Franz had aardappelpuree met saus en gehaktachtigbal gemaakt. Ik heb iets gegeten en daarna ab ins Bett.

zaterdag, oktober 18, 2008

Paalzitten in Aleppo (maandag, 29.09.2008)

Het viel mee. Om 4:00 of 4:30 kwam even wat gemompel van de buur-minaret en dat was het. De zanger was waarschijnlijk nog niet helemaal wakker en droomde misschien alweer van zijn bed. Wel, ik kon hem geen ongelijk geven. Wij bleven ook gewoon liggen. Hierna heb ik niets meer gehoord tot de haan kraaide. Zoals gewoonlijk stonden enkele Rotelianers met de kippen op om als eerste de bij de douches te zijn, het ontbijt te bemachtigen, enzovoort. Van ons mochten ze. Wij stonden pas tegen 6:30 op en konden vrolijk naar onze medereizigers zwaaien die bij wijze van spreken al hun vork en mes vasthielden aan de klaptafels. Zij moesten echter nog tot 7:00 wachten tot Franz alles had klaargezet. In die tijd kon ik rustig douchen want er was niemand meer om op te wachten. Ideaal.

Onderweg naar onze eerste uitvluchtdoel, het Simeonsklooster iets buiten Aleppo, sneed de weg een oude Romeinse weg, die min of meer recht van Damascus naar Antiochië liep. De weg was nog zo goed als intact en geplaveid met enorme steenblokken. Die blokken waren zo’n 40-50 cm hoog en hun oppervlak was nog groter. Door de eeuwen heen was het wegdek door de regen behoorlijk pokdalig geworden, maar niettemin waren er nog wagensporen te zien. Ofschoon we geleerd hadden dat Romeinse wegen altijd recht waren, maakte deze weg toch een paar kleine knikjes. Dit was mogelijk een gevolg van aardbevingen.

Na de fotostop gingen we verder naar het Simeonsklooster. Simeon was een heilige uit het einde van de 4e eeuw die een grote hekel aan zijn medemens had. Om toch maar niet door hen aangeraakt te hoeven worden, bouwde hij een zuil die uiteindelijk 18 m hoog was, waarop hij zijn levensdagen sleet. Dat vond iedereen prachtig en na zijn dood bouwde men er de voor die tijd grootste kerk ter wereld. En het is echt een heel complex. Terwijl Ahmad zijn verhaaltje afstak, zijn we maar weer op eigen houtje gaan verkennen. Eerst zijn we naar de doopkerk gegaan, die tegenover de hoofdkerk stond. Ook een prachtig ding. Er zat een doopbekken in de grond, uitgelegd met mozaïek. Daar was echter weinig meer van te zien omdat er een hoop zand en stof op lag. Als echte archeologen hebben wij toen onze eerste mozaïekvloer vrij gelegd en met wat water uit de plassen dichtbij zo goed als het ging schoon geveegd. Ja, plassen. Het had geregend zodat we ons echt weer thuis voelden. De hele dag werden zon en bewolking afgewisseld met af en toe heftige buien.

Na de mozaïekvloer op de gevoelige plaat te hebben vastgelegd, zijn we over de pelgrimsweg naar de hoofdkerk gelopen. Deze weg was oorspronkelijk gezoomd met kraampjes waar handelaren souvenirs aanboden. Niets is dus werkelijk veranderd. De hoofdkerk is gebouwd als een gelijkarmig kruis met en octagonale koepel in het midden. Dat ding moet echt enorm zijn geweest. We hebben lekker lopen plaatjes schieten en zover het ging vanwege de tijd, alles bekeken. Op naar het volgende punt: de stad Aleppo.

We stopten bij de citadel, de hoofdattractie van de oude stad. De nieuwe stad met met kalksteen beklede flats ligt hier als een brede ring omheen. Deze huizen zijn nu niet meer te betalen, maar zo’n 20 jaar geleden kon de economische middenmoot dat wel. Vandaar dat deze wijk nu vooral door de middenlaag bewoond wordt. Nieuwe bewoners moeten bijna miljonair zijn. Aleppo is een enorm oude stad. Samen met Damascus kan zij tot de oudste steden ter wereld worden gerekend. Gezien haar ligging is dat ook niet verwonderlijk. De citadel staat op een natuurlijke hoogte waar langs een rivier meandert. Wat wil je nog meer? Strategische ligging en water aanwezig. Archeologisch is bekend dat hier in de midden Bronstijd een tempel heeft gestaan. De opgravingen waren nog bezig maar helaas konden we er niet veel van zien omdat de opgraving met een golfplaten dak was afgedekt. De huidige citadel is gebouwd door de Omajaden ergens in de 12e eeuw en later. Omgeven door een diepe gracht rijst de Burgberg zo’n 30 m op met een talud van ca. 45°. Daar bovenop wisselen muur en toren elkaar in dichte regelmaat af. Het ding heeft een voorburcht waarna een bogenbrug steil omhoog gaat naar de poort. Via een zigzagweg kom je dan in het binnenste van de citadel. Wat zonde dat we maar zo weinig tijd hadden, al had Jessica hier duidelijk minder problemen mee. Zij was een beetje gedeprimeerd omdat we te horen hadden gekregen dat een bezoekje aan de hamam, het kneed-badhuis, ieder geval voor de vouwen niet door ging vanwege een gebrek aan investoren die het gerestaureerde gebouw wilden exploiteren.

In de citadel hebben we eerst de kleine moskee bekeken die op de plaats staat waar Abraham ooit zijn schapen en geiten heeft gemolken om de melk vervolgens aan de armen te geven. Hierna gingen we de muur op, kregen we wat vrije tijd, om daarna via een wirwar van gangen en zalen met de groep naar het restaurant tegenover de citadel te gaan voor de lunch. Alles was voorbesteld maar toen na ongeveer 20 minuten nog niets gebeurde, zijn we en masse twee restaurants verderop gaan zitten. Hier probeerde men alles wel zo snel mogelijk te leveren, maar op de één of andere manier werden er steeds een paar mensen vergeten. Ahmad liep maar weer eens bijna te briesen.

Vervolgens ging het zwaan-kleef-aan door de smalle steegjes van de souq naar de grootste nog originele karavansarai. Hier sliepen de handelaren als ze Aleppo bereikten. De opslagplaatsen voor de handelswaar waren beneden terwijl de handelaren boven sliepen. Deze ruimtes waren gebouwd rondom een grote rechthoekige binnenplaats waarop zich ook een moskee voor de gelovigen bevond. Via een hoge poort kwam je op de binnenplaats waar de kamelen werden ontladen en vervolgens op de velden buiten de stad te grazen werden gebracht. Daarna gingen we naar de vrijdagsmoskee. Dat gebouw dateert uit de 11e eeuw maar is door de eeuwen heen telkens weer verwoest, zodat de huidige moskee veel jonger van datum is. Alleen de minaret is wonder boven wonder altijd blijven staan. Hij deed een beetje Italiaans aan. In de moskee volgde het bekende ritueel van schoenen uitdoen en Jessica moest zich weer in een zwart Paulus de Ku Klux Clan kabouterpak hijsen. Echt bijzonder was het gebouw niet. Wel leuk was dat hier het hoofd van Zacharias, de vader van Johannes de Doper wordt bewaard en vereerd. Zijn schrijn staat achter een groot hek in de zuidwand en wordt met het bekende groene licht bestraald. Het was jammer dat we de Koranschool tegenover de moskee niet mochten bezoeken maar dat gebouw werd nog gerestaureerd.

Door de souq ging het verder door een doolhof van smalle gangen, alwaar we op een voor Ahmad strategisch punt werden afgezet. We hadden nu vrije tijd en moesten om 16:45 terug zijn bij de bus, die nog steeds bij de citadel stond. Dankzij mijn perfect gevoel voor richting (en Ahmad’s uitleg) was het ook geen probleem de bus terug te vinden. We hebben ons vervolgens meer dan een uur door mensenmassa’s heen geworsteld. Ze waren niet opdringerig en we konden rustig overal kijken. Na gangen vol met noten, naaigerei, touw, kleding, enzovoort te hebben af gelopen, raakten we in gesprek met een verkoper van hoofdbedekkingen, genaamd Aden (de Gerechte). Jessica wilde een moslimmutsje voor haar vader en die heb ik netjes gepast. Aden had lang in St. Petersburg gewoond, wat niet vreemd was gezien de socialistische achtergrond van Syrië. Ook kende hij (Oost-)Duitsland goed en was hij nu weer 7 jaar terug in Syrië. Zijn vrouw was Russisch en vond Aleppo helemaal te gek. Aden vond het heel erg dat het Westen Syrië en de moslims zo verketterde. Hij vond dat iedereen, Jood, Christen of Moslim gelijk was, dat je van mening mocht verschillen maar dat de ander daarom nog niet zijn vijand was. Hij wilde graag dat we Syrië bij onze familie, vrienden en bekenden aanprezen als een gastvrij en interessant land. Bij deze. Wij kunnen zijn uitspraak beamen.

Meer naar de uitgang van de souq waren de verkopers iets opdringeriger. Dat was wel weer wat jammer, maar na het genot van een glas citroen-munt op hetzelfde terras als waar we ’s middags hadden gegeten, waren we dat ietwat lastige intermezzo snel weer vergeten.

Het was daarna maar een klein stukje met de bus naar het restaurant waar we ’s avonds zouden eten. Het restaurant heette Sissi en was duidelijk op toeristen gericht. Het lag in de christelijke wijk, al-Jdeida, en zag er best leuk uit met zijn kleine overdekte binnenplaats waar de tafels al voor ons gedekt waren. Misschien om het tijdverlies goed te maken dat we ’s middags door het lange wachten op het eten hadden opgelopen, werden de gangen hier vliegensvlug afgewisseld. Je moest bij wijze van spreken je bord vasthouden. Het voorgerecht bestond uit zes verschillende soorten pasta’s en breitjes, onder andere met aubergine en spinazie. De meesten smaakten goed. Vervolgens kwamen twee warme voorgerechten met lam en kaas. Het hoofdgerecht bestond uit spiesjes met lam en kip. Al met al niet slecht. Vele hadden echter last van hun maag, inclusief Jessica. Dat was natuurlijk wel jammer.

Helemaal volgegeten maakten we een nachtelijke tocht door de straten van de christelijke wijk. Het regende af en toe heftig, maar we konden meestal schuilen in tot hotel omgebouwde khan’s of herbergen voor reizigers. Die zagen er echt mooi uit van binnen. Voor een Westerling zijn dit soort gelegenheden betaalbaar, maar ik denk dat ze voor een Syriër iets te prijzig zijn. Zij moeten al zoveel geld uitgeven deze dagen want het Suikerfeest nadert. Dan worden vrouw en kinderen in het nieuw gestoken, geschenken gekocht, eten ingeslagen en wat dies meer zij. Dat kost gemakkelijk 1000 Euro. Een andere schuilplaats was de kerk van de Syrisch katholieke gemeente (Mar Assia al-Hakim). Na deze bekeken te hebben – opvallend waren de grote kachels aan de pilaren; het schijnt hier koud te kunnen woren – hadden we de tijd voor ons zelf. Ahmad vertelde ons hoe we bij de bus terug konden komen en vervolgens struinden we de wijk af. Het leven was weer op gang gekomen en er waren een heleboel mensen op de brede winkelstraten. Op de wat donkere plaatsen moest je wat oppassen voor losliggende tegels, want als je daar op trapte kreeg je gelijk een plens water over je voeten. Dat hebben we beide proefondervindelijk ondervonden. Lopende langs allerhande winkeltjes met af en toe zeer gewaagde kleding voor de vrouw van vandaag die alles al heeft, ging de tijd behoorlijk snel. We liepen dus terug naar de bus, of, ik kan beter schrijven, verliepen want we liepen het laatste stuk fout. Gelukkig herkende Jessica de straatbordjes (in het Arabisch) nog van de heenweg en zo kwamen we precies op tijd terug bij de bus. En na ongeveer een half uur waren we weer op de camping.

vrijdag, oktober 17, 2008

De baklavabakker van Hama (zondag, 28.09.2008)

Wat een rust. Er was geen moskee in de buurt waar vanaf om 4:00 in de morgen gezongen werd. Er was alleen een haan die tegen 6:00 begon te kraaien omdat hij het tijd vond dat we moesten opstaan. Dat lieten sommige Rotelianers niet op zich zitten en stonden dan ook op. Ofschoon de wekker bij ons op 6:30 stond, gingen we er toch ook maar eerder uit. Aangezien er maar drie douches (voor de mannen) waren met slechts een dun straaltje koud water, was het vroegere opstaan geen overbodige luxe. Vooral bij de dames toiletblok-douches moeten er lange wachttijden met veel kwabbend vet voor de douches zijn geweest.

Het ontbijt vond plaats onder de veranda van het restaurant. De wind was namelijk wel wat gaan liggen maar was desalniettemin nog steeds behoorlijk sterk. Het zicht leek helder maar na het afbreken van de Rotel zat er toch weer meer zand in de lucht. We mochten gelukkig nog wat meer van Palmyra gaan bekijken. De antieke stad is zo groot dat de rondwandeling van gisteren slechts een klein percentage van de stad omvatte. De uitzichttour naar de Burgberg werd weer afgelast, dit keer niet vanwege het zand maar vanwege de stand van de zon. Hierdoor zouden foto’s niet mogelijk zijn door tegenlicht. Prima, aan de ene kant wel jammer maar aan de andere kant hadden we nu een extra anderhalf uur voor de bezichtiging van Palmyra.
Hoe doe je dat, een complete ruïnestad met zeeën van zuilen en tempels en bezaaid met Romeins aardewerk verkennen in anderhalf uur? Door snel te lopen, niet naar de grond te kijken (wat voor een archeoloog nagenoeg onmogelijk is) en door achteraan te beginnen. Daar is het meestal nog rustig en kan je foto’s zonder toeristen maken. Jan Modaal begint namelijk vooraan en gaat dan naar achteren. Wij noemen dit de methode Karnak. Een probleem was alleen, wat is achteraan? De beslissing viel op het terrein ten Westen van Hadriaans triomfboog.
Voor de boog had zich onze ondertussen welbekende groep Japanners strategisch opgesteld. Het leek wel een groep jagers die triomfantelijk één voet op de buit hadden gezet. We hadden geen zin om ons daar doorheen te worstelen. Wat moeten Japanners eigenlijk in Palmyra? Volgens mij moet het voldoende voor hen zijn om een CD-rommetje thuis te bekijken. Foei De Rijk, niet echt p.c. (politiek correct) die opmerking. Sorry.
Via een tempeltje met wat vliegen er naast (een andere benaming van Jessica voor vliegende handelaren die je allemaal rotzooi willen aansmeren voor 1 Syrische pond) ging het over gebroken zuilen naar andere gebouwen waar ooit zuilen omheen stonden, en van daar naar een begrafenistempel en het Diocletianus-complex. Op die manier hadden we een omtrekkende beweging naar het vermoedelijke zuidelijke eind van de stad gemaakt. Vlak in de buurt waren de graftorens alweer te zien. Het licht was goed, de lucht blauw en Jessica heeft ijverig lopen knipsen. Bij het wisselen van het rolletje leek er echter iets te zijn misgegaan. Paniek! Gelukkig bleek bij het opnieuw inleggen van de film alles in orde te zijn en kon zij rustig verder knipsen.
Na de agora nog eens te hebben bekeken, ditmaal zonder een waas van zand, was het alweer tijd om naar de bus te gaan. Time flies when you’re having fun. Het volgende excursiepunt was Hama. dat was een behoorlijk eind rijden. Ahmad vertelde weer een heleboel over het land. Dit keer over de economie. Na de zesdaagse oorlog tegen Israël was de Arabische wereld verenigd. Daar Syrië strategisch gelegen was, kreeg het land vooral van Iran veel geld om een goed leger op te bouwen. De socialistische regering zag echter de kans schoon om ook de infrastructuur te verbeteren en levensmiddelen te subsidiëren. Daar heeft men hier nog steeds profijt van. Daardoor ziet het land er ook niet echt arm uit. De mensen zijn trots op hun land (en op hun voormalige en huidige president Assad sr. en jr. wiens konterfeit je overal ziet) en dat vertaalt zich in weinig inheemsen die je geld uit je zak bedelen. Heel wat prettiger dan toentertijd in Egypte.
In Homs ging Ahmad erop uit om eten voor ons te regelen. Vanwege de ramadan was de kans groot dat er niet veel eetgelegenheden open zouden zijn voor onze lunch. We kregen een soort pasties gevuld met allerlei dingen. Dit is de specialiteit van Homs. De eerste was gevuld met kaas, toen kwam lam met uit, vervolgens olijf en als laatste spinazie. Dit aten we in de bus omdat het toch nog wel een eind was naar Hama en de pasties anders koud zouden worden.
In Hama staan de grootste waterraden ter wereld. Zij stammen uit de 13e eeuw n.Chr. en dienden om het water uit de rivier de Orontes in een hoger gelegen aquaduct te scheppen. Best wel aardig om te zien, alleen jammer dat het water in de rivier zo laag stond en de raden niet draaiden. We maakten een wandeling door Hama, in het begin met de groep maar omdat die zo ongelofelijk langzaam liepen, hebben we onze tocht maar alleen – vooreerst nog met Anja – voortgezet. We kwamen door het gerestaureerde oude deel van Hama. Hiervan is maar weinig overgebleven. De rest is vakkundig door het leger in de jaren 80 met de grond gelijk gemaakt om de daar huizende Moslim Broederschap op te lossen. Hama is een conservatief nest en president Assad sr. is hier door zijn actie begrijpelijk niet echt geliefd. Zijn zoon heeft wat meer waardering, ook al is zijn portret niet zo wijd verbreid als in bijvoorbeeld Damascus.
Vervolgens zijn we wat gaan bazaar-hoppen. Eerst naar een zaak met baklava, waar we een kilo hebben ingekocht (met voorproeven uiteraard). Dit hebben we ’s avonds na het eten met de anderen gedeeld. Overal in de stad vind je dit soort baklava stalletjes. De zoetigheden liggen op grote schalen piramidaal opgestapeld. Daarna hebben we de groente- fruit-, vlees- en visstalletjes bekeken. Met name de slagers met alle uitgestalde uitgebeende lammetjes plus ingewanden als lever, nieren, darmen, hersenen enz. hadden Jessica’s interesse. De man van één van deze kraampjes wilde evenwel niet dat we een foto namen.
Op tijd kwamen we weer terug bij de bus, die op een ons uitgelegde plek stond te wachten. Het ging verder naar Aleppo, eindstation van de dag. Van verre zagen we al een hoge minaret staan en onze vrees werd bewaarheid toen we in de directe omgeving daarvan de camping op reden. Het was een mooie camping met olijf- en vijgenbomen. Bij het inparkeren reed Franz echter een dikke tak van één van de bomen, beladen met olijven. Doodzonde. De vrouw des huizes vond het dan ook niet leuk en probeerde te redden wat er te redden viel door de olijven van de tak te plukken. De camping ligt ca. 25 km van Aleppo verwijderd. De omgeving ziet er hier heel anders uit dan in Palmyra. Je zag het landschap onderweg veranderen. De zandwoestijn werd steeds groener en je zag steeds vaker plantages met olijven en mogelijk ook notenbomen.
Het was kofferdag en wij mochten onze drei-Tage-Tasche nieuw pakken. Het avondeten bestond uit een soort couscous met uienringen dat Ahmad voor ons bereidde. Een paar Rotelianers hadden geholpen met het snipperen van de groente. Als toetje ging Jessica langs met de Hama-baklava.