vrijdag, december 25, 2009

Germa en de Garamanten

We mochten op de gebruikelijke tijd, 7:00 uur, weer aanzitten aan het ontbijt, dit ondanks geruchten dat we zouden mogen uitslapen. Niet dus. Zoals gewend was het behoorlijk koud. De douche daarentegen was gloeiend heet. Tijdens het ontbijt kwam de dikke zwarte kater kijken waar we mee bezig waren. Ontbijt? Nou, dat vond hij maar wat interessant. Nu kwam het extra blikje Bierwurst, dat we gisteren bij de picknick hadden gekregen, goed van pas. Kat vond de inhoud erg lekker. Hij stopte zowaar zodra hij genoeg had. Het blikje werd daarna door ons op de binnenplaats van het camp bij een dadelpalm geplaatst, een plek waarvan we dachten dat dat wel eens een katten verzamelplaats zou kunnen zijn.

Onderweg stopten we in Al-Ghoraifa voor inkopen. Berthold vertelde het één en ander over het water en zijn exploitatie in Libië en de grootste door mensenhand gemaakte rivier: het Man Made River project (zie dinsdag, 17.11.2009). Ook vertelde hij over het volk der Garamanten, omdat we vandaag naar hun oude hoofdstad zouden gaan, naar Germa. Zij worden het eerst bij Herodotus genoemd en zijn onder ander bekend vanwege hun tweewielige wagens.

In Germa reden we direct door naar de opgraving, waar de Engelsen dwars door het oude en verlaten lemen Germa heen hebben gegraven tot op de bewoningslaag der Garamanten. Het leuke is dat de rails voor de afvoer van de stort er nog steeds ligt, net als een paar kiepkarretjes. De opgraving was nog niet echt beëindigd maar door de Libische revolutie moesten de Engelsen hals over kop het land verlaten en hadden geen tijd meer om alles mee te nemen. Het ziet er uit als op oude opgravingfoto’s. We hebben de groep de groep gelaten en zijn direct naar het gebouw in het diepste, centrale deel van Germa gelopen. Dit was waarschijnlijk ooit een publiek gebouw, maar zeker zijn we daarvan niet. Het was opgetrokken uit grote zandsteenblokken en deels heftig gerestaureerd. Het verschil met de lemen huizen op een hoger niveau daar omheen was enorm. Een paar van die vervallen huizen hebben we bekeken. Het was er nog steeds een doolhof ondanks het feit dat de meeste muren lager dan borsthoogte waren. Op weg naar de casba, de woonplaats van de Ottomaans heerser, kwamen we langs een paar metershoge profielen die nog grotendeels behouden waren. We zagen hierop de woonlagen van het “moderne” oude Germa, Ottomaanse en Garamantische bewoningslagen, haardplaatsen enz. En overal staken stukken bot, houtskool en aardewerk uit het profiel. Als archeoloog hebben we geleerd nooit iets uit het profiel te halen als het niet moet, dus we lieten onze gretige handjes netjes in de zakken. Er lag daar sowieso genoeg van dat spul op de grond…

Vanaf de casba, waar we via illegaal klimwerk binnen kwamen, hadden we een mooi uitzicht over de oude stad en de verwaarloosde palmtuinen er naast. Ook konden we van boven de rest van de Rotelianers begroeten die net langs kwamen. Berthold waarschuwde ons van beneden nergens tegenaan te leunen vanwege instortingsgevaar. Dus zijn we maar voorzichtig weer terug gegaan en hebben de groep weer opgezocht die juist de gereconstrueerde lemen huizen aan de rand bekeken. We vroegen Berthold of het mogelijk was dat wij het museum in het nieuwe Germa gingen bezoeken, want in de Lonely Planet gids van Libië, die we hadden meegenomen, stond dat dat de moeite waard was. We hadden toch lunch, dus we dachten dat het geen probleem zou moeten zijn, ook al was het nog een eind lopen terug naar het moderne Germa.

Natuurlijk mochten we niet alleen en Akram regelde vervoer in de vorm van één van de Germa-opzichters die ons, Lutz en Hassan, onze privé agent, naar het museum reed. We hoefden hem niet te betalen want toen we hem het één en ander in de hand wilden drukken, zei hij dat Akram dat al voor ons gedaan had. Er moesten in het museum allerlei formulieren worden ingevuld wat Hassan voor ons deed. Betalen moesten we hier wel. Het museum was klein maar zeker de moeite waard. We hadden ongeveer anderhalf uur en we waren zo’n tien minuten voor tijd klaar met onze rondgang. Er waren een heleboel (zand )stenen werktuigen, rotsschilderingen en een heleboel verklaringen van geologie en prehistorie. De geschiedenis van de Garamanten werd ook duidelijk uitgelegd. Veel was in het Arabisch maar er waren gelukkig ook veel uitleg in het Engels. We zagen een mummie van een kind uit de eerste eeuwen na Chr., wat Jessica vooral interesseerde, en slak van de zoutproductie, wat mij in hogere sferen bracht. Verder was er een enorme hoeveelheid Romeinse olielampjes en een ruimte met moderner spul zoals wapentuig en medailles. Hierna gingen we weer naar buiten om op de bus te wachten. Dat duurde niet lang. De bus stopte, we mochten instappen en gingen op weg naar Murzuq. Dat was een lange zit door nog meer woestijn.

In Murzuq bezochten we vlug nog een groente- en fruitmarkt. Dit was voornamelijk vanwege de Tobou-vrouwen, die er altijd heel fleurig uitzien maar absoluut niet gefotografeerd willen worden. We hebben wat parfum-achtig kruid gekocht dat je moet branden en er dan boven moet gaan hangen zodat de rook in je kleren komt. Ook hebben we wat dadels gehaald voor de vergelijkingscollectie in Nottingham.

De overnachting was even buiten Murzuq in een citrusplantage. Die zag er goed uit. De Rotel werd tussen citrusbomen afgesteld. In het midden stonden grote, ronde gebouwen met rieten kap voor feesten. Onze Arabische begeleiders zetten zich in de grootste neer. Wij gingen na het opzetten van de Rotel helpen zoeken voor het kampvuur morgen in de woestijn. Er was hier genoeg hout. Bij een groot uitgebrand vuur vond Jessica nog een paar grote stukken die we meesleepten naar de verzamelplaats. Dit bleek echter giftig tropisch hout te zijn. Dus moesten we op zoek naar een nieuwe bron. Er lag nog een dode tamarisk, waarvan Alois en Berthold al stukken hadden afgebroken. Dit hout was zeer taai. Na veel gewrik en gesjor bleef alleen de dikke stam over, die ook gebroken moest worden omdat hij anders niet in de bus zou passen. Alois had het goede idee om deze tussen de vork van een boom te klemmen en zo met domme kracht om te buigen. Dat ging goed. Vervolgens hebben we in het laatste licht van de zon nog onze gebruikelijke bezigheden nagegaan: schrijven en borduren.

Het avondeten viel een beetje tegen: Pellkartoffeln met haring in mosterdsaus in blik. Gelukkig werden we even later weer bij onze Libische begeleiders uitgenodigd. Zij hadden een uiterst smakelijk prutje bereid met erwten en wat dies meer zij. Samen met brood was dit ook voor mij meer dan genoeg. Na de thee met pinda’s was het tijd om de Rotel op te zoeken.

Geen opmerkingen: