donderdag, december 10, 2009

Het lemen doolhof (maandag, 16.11.2009)

Een nieuwe dag brak aan. Na een paar keer te zijn wakker geworden en te hebben besloten om toch maar te blijven liggen, ben ik om 6:00 uur opgestaan om te gaan douchen. De meeste Rotelianers hadden gisteren al gedoucht op aanraden van Berthold omdat er maar twee douches waren. Toen ik opstond waren beide nog vrij, terwijl er toch al een paar medereizigers wakker waren en zich bij de wasbakken stonden op te kalefateren. Douchen in Libië is een hele belevenis. We zouden zelfs een blog alleen al over de sanitaire inrichtingen in het land kunnen schrijven. Hier wilde ik nu alleen het één en ander over de douches kwijt. In de regel betreed je de doucheruimte met de gedachtes: waar ben ik nu weer beland, is er water, is er warm water, kom ik hier schoon uit en waar hang ik mijn kleren op? In die volgorde. Jullie moeten je voorstellen, je komt in een ruimte die er uitziet als een afbraakwoning: gebroken smerige tegels op de vloer. Als je geluk hebt hebben ze geprobeerd met wat water de boel “schoon” te houden. De douchecabines zijn simpele hokjes afgescheiden door driekwart hoge muurtjes en een deur die meestal niet op slot kan. Af en toe ligt er een houten vlonder zodat je niet direct in de nattigheid hoeft te staan. Het water moet in principe weglopen in een putje dat met een pijp met de buitenwereld verbonden is. In andere gevallen is de douche gecombineerd met een hurktoilet zodat het water daarin direct kan wegstromen. Dan heb je een pijp met douchekop en wat knoppen voor koud en warm water. Soms zijn ze alle drie aanwezig, soms is er alleen een pijp of alleen een douchekop. Draaiknoppen kunnen missen of werken niet of water spuit constant uit koppelingstukken. Alles is mogelijk. Warm water is niet altijd aanwezig. Jessica had alleen op de eerste en laatste dag warm water. De mannen hadden dat wat vaker, bij één van de jeugdherbergen omdat ze zo handig waren geweest om de boiler op een artistieke manier aan het stroomnet aan te sluiten… Een groot gemis zijn haakjes waar je je kleren en toilettas aan kan ophangen. Gewoonlijk probeerde ik ze over en op het muurtje tussen de douches te deponeren. Met mijn lengte kwam ik daar makkelijk bij. Het is evenwel niet te verhelpen dat één en ander nat wordt. De twee douches van de jeugdherberg van Ghadamès waren met marmer bekleed en redelijk schoon. Zij behoorden tot de top drie van schoonste en best werkende douches van de reis.

Bij terugkomst heb ik Jessica wakker gemaakt zodat zij kon gaan badderen. Ondertussen heb ik de cabine reisgereed gemaakt, dat wil zeggen raampjes dicht, vitrage er netjes voor en alles stoot- en schuifvrij stouwen. Daarna moest onze opvouwbare watertank gevuld worden voor de volgende dag want we zouden in de open lucht in de woestijn overnachten. Het was enorm koud en de meesten van ons zaten bibberend op de banken buiten aan het ontbijt. En dat ondanks de dikke jassen die we aan hadden en de warme thee. De kleuren van de zonsopgang waren evenwel prachtig, net als die van de zonsondergang gisteren trouwens. Het was fel oranje aan de horizon. Ondertussen waren tafelgroepjes uitgekristalliseerd en wij zaten samen met Achim (een vroege pensionaris, onbevangen en zonder tact) en Lutz (begin 40, arts), wat heel gezellig was.

Om 8:00 uur was alles weer opgeruimd en afgebroken en vertrokken we richting de oude stad Ghadamès. Bij de nieuwe moskee met de potloodminaretten (een traditionele Afrikaanse bouwwijze bestaande uit een smalle, ronde bovenbouw) stapten we uit en werden we opgewacht door de gids die ons door de oude stad zou leiden. Zijn naam was Kemal en Jessica kreeg gedurende de rondleiding een steeds betere band met hem.


Op weg naar de oude stad bekeken we eerst de begraafplaats. Dat ding was hectares groot. De graven zijn gemerkt door een steen aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde. De doden worden op hun zij met het gezicht naar Mekka begraven zodat de graven noord-zuid georiënteerd zijn. Het was een akker vol met staande en omgevallen stukken onbewerkt natuursteen zonder enige orde. Toch moet er een soort van orde in hebben gezeten want volgens Kemal werden families bij elkaar begraven. Op die manier hoefden ze bij de opstanding niet zo lang naar elkaar te zoeken. Behalve stenen à la Carnac stonden er ook een paar kleine witte grafhuisjes. Dit waren de Maraboe-graven, of graven van heiligen, mensen die zich tijdens hun leven aan goede dingen hebben gewijd. Kemal had niet veel behoefte om de begraafplaats op te gaan omdat, zo vertelde hij, je de doden eerst moest begroeten en ze daarna moest vertellen dat ze dood waren. De Rotelianers hadden daarvoor niet echt begrip, als ze het al gehoord c. q. begrepen hadden (de gids sprak alleen Engels) en fotografeerden er lustig op los. De groep bevatte een aantal fanatieke fotografen en DVD amateurs, die net als Japanners alles moesten vastleggen. Daar stond dan weer een mopperaar tegenover die dat alles maar onzin vond omdat de meeste opnames toch weggegooid werden. Daarin zat zeker een kern van waarheid. Wij probeerden alles met mate te doen. Ik heb ongeveer 500 opnames met onze digitale camera gemaakt en Jessica heeft 10 films van 36 met haar SLR (single lens reflex) geschoten. Dit relaas moest natuurlijk wel op gepaste wijze geïllustreerd kunnen worden!


De oude stad is UNESCO wereldcultuurerfgoed. En het bezoek was zeer zeker de moeite waard. Het is een oude oase stad, die eens door twee rivaliserende clans bewoond werd. Deze clans konden elkaar niet luchten of zien. Binnen de clans waren ook weer groeperingen die elkaar ook niet zo aardig vonden. De hele stad was ommuurd, met zeven poorten: voor elke groepering één. Binnen de stad was het mogelijk om van het gebied van een vriendelijk gezinde groepering naar dat van een andere vriendelijk gezinde groepering te komen. Anders was dat alleen mogelijk via de openbare plaatsen. Voor de rest waren die wijken afgesloten systemen. Daardoor was bijna alles meervoudig uitgevoerd: moskeeën, Koranscholen, enz. De stad was een labyrint van smalle, overdekte steegjes en straten met daartussen lichtschachten en pleintjes. Je had hier werkelijk een gids nodig om niet te verdwalen. Ze waren druk bezig met restauratiewerkzaamheden maar waarschijnlijk zou niet de hele stad behouden kunnen blijven omdat zij zo enorm groot was. De stad kende ongeveer 2600 lemen huizen. De restauratie werd door zwarte gastarbeiders gedaan. Zij vermengden de leem met cement omdat men dacht dat dat beter was dan gewoon leem. Arghhh!


De huizen zien er allemaal hetzelfde uit. De voorkant kijkt uit op de straat, aan de achterkant is een tuin. Ze zijn smal, meerdere verdiepingen hoog en hebben meerdere ruimtes. Eén authentiek ingericht woonhuis hebben we bezichtigd. Daarvoor had Kemal een enorme smeedijzeren sleutel. De wanden waren wit met decoratieve rode lijnen en versierd met spiegeltjes en messing vaatwerk. De centrale ruimte werd verlicht door een gat in het plafond. Langs de wanden waren lemen zitbanken aangebracht en aan één zijde waren alkoven en inbouwkasten. Een smalle trap zonder leuning voerde naar boven, naar de eerste verdieping met de keuken en toiletruimte en verder naar het dak. Alle huizen waren via de daken te bereiken. Dat was voor de vrouwen, de mannen gingen via de steegjes op de begane grond. Dit zou overigens kunnen verklaren waarom we tijdens de reis zo weinig vrouwen op straat aantroffen. Zij waren natuurlijk gewend om via de daken te gaan. De nieuwe betonnen huizen staan echter veel verder uit elkaar…


De huizen stonden in het centrum met wat smalle tuinen er tussendoor. De palmplantages lagen als een ring rond de stad. Deze buitenring werd via kanalen van water voorzien wat door een centraal bestuur voor waterzaken werd beheerd. Iedereen kreeg zijn waterdeel en was ongeveer elke 14 dagen aan de beurt. Daartoe was een waterklok in het hartje van de stad gebouwd. Een vat werd met water gevuld dat in ongeveer drie minuten leeg druppelde. Elke keer als een vat leeg was werd het opnieuw gevuld en een knoop in een palmstreng gelegd. Dat was één eenheid. De dag bestond uit ongeveer 560 eenheden. De toegewezen hoeveelheid water werd in deze eenheden aangegeven. Als de tijd om was, werd een strohalm in het water gegooid en de sluiswachter wist dan dat het tijd was om het ene kanaal te sluiten en het andere te openen. Het water was kostbaar. Het eerste water ging naar de moskeeën, dan naar een paar geprivilegieerde families en dan naar de openbare gebouwen waar ieder water kon halen.


Sommige deuren van de huizen waren met stukjes stof versierd. Dit betekende dat de bewoner op hadj, pelgrimstocht naar Mekka was geweest. Tegenwoordig wordt geprobeerd het aantal pelgrims te beperken door de reis en het verblijf steeds duurder te maken. Dit vanwege het risico van de Mexicaanse griep. Ook vroeger was zo’n pelgrimstocht heel duur en de pelgrim was dan ook trots dat hij die tocht had kunnen ondernemen. De gids Kemal was ook op hadj geweest en was nog steeds onder de indruk van het overweldigende gevoel van eenheid, deel te zijn geweest van iets dat zoveel mensen geloven.


Binnen de stad was een koffiehuis waar we Arabische koffie en kakadé-thee hebben gedronken en een Tuareg-masker als bedankje voor de katoppas Angi hebben gekocht. Ook heb ik twee soorten dadels ingeslagen voor de vergelijkingscollectie van mijn collega in Nottingham. Een kwartier later liepen we de oude stad weer uit, langs een bekken vol water waar volgens de overlevering de stad was ontstaan. Hierna hadden we een half uur de tijd om in te kopen voor de picknick van vanmiddag. We hebben een paar komkommers en een appel ingeslagen alsmede wat yoghurt en chips en zijn daarmee naar de bus gegaan. Onderweg zagen we twee schoolkinderen met hun opa in het portiek van een huis zitten, die huiswerk maakten. Jessica vroeg of zij een foto van hen mocht maken, maar zij begrepen haar niet. Toen Jessica een foto maakte, verborgen zij hun gezicht. Als bedankje hebben we toen wat lollies gekocht en hen er een paar van gegeven. Daar waren ze heel blij mee en bij ons vertrek zwaaiden ze ons uit en lachten zelfs verlegen. Tegen die tijd was het ook tijd om de bus weer in te gaan. We hadden nog een lange reis voor de boeg. De route ging dwars door de rode woestijn; rood omdat er een rode gloed overheen hing. Het was weer een rotswoestijn met overal kleine stukken steen en tafelbergen in de achtergrond. Dit soort bergen zijn eigenlijk overblijfselen van een voormalig hoger niveau en hebben in de regel een vlakke bovenkant. Door erosie zijn de zachtere delen tot zand verworden en alleen de hardere delen zijn overgebleven. De combinatie van wind en zand maakt van de wind een soort zandstraalapparaat dat de zandsteenafzettingen (en de kalk) nog sneller doen afslijten. Het zand wordt in drie lagen door de wind meegenomen: In de bovenste laag bevindt zich fijn zand, in de laag daaronder bevindt zich zand dat net wel en net niet blijft zweven, en in de onderste laag bevindt zich zwaar zand dat alleen nog maar rolt. Dit grove zand blijft liggen achter obstakels waarna zich steeds meer grof zand verzamelt. Na het grove zand volgt het middelfijne zand en op den duur verworden deze accumulaties tot sikkelvormige duinen of barghanen. Het fijne zand kan heel ver worden vervoerd, tot in Zuid-Amerika. Dit zandstof verbetert daar onder andere de vruchtbaarheid van de Amazones.


Ver na het middaguur koppelden Alois en Akram de aanhanger van de bus los en lieten deze langs de rand van de weg staan. Wij gingen met de bus van de weg een wadi binnen. We hadden geluk want de ondergrond was hard genoeg om over te rijden. Direct na de regenval zou dat niet mogelijk zijn geweest. De ondergrond was hard en zag er soms uit als door de zon gesinterde klei met soms diepe bandensporen. Over grote delen was een witte waas te zien dat door gekristalliseerd zout veroorzaakt werd. We kregen het idee door een winterlandschap te rijden met een bevroren bodem. De overeenkomst was echt verwisselbaar echt! Het doel van dit uitstapje was een picknick bij één van de nog met water gevulde zoutmeren in de woestijn. Als we wilden konden we ook gaan zwemmen, maar dat wilden we beide niet (gelukkig…). Niemand weet waar dat water vandaan komt en waarom sommige meren zijn opgedroogd. Men vermoedt dat dit met het grootschalig oppompen van fossiel grondwater te maken heeft, maar bewijzen hiervoor zijn er niet. De verdamping in de nog bestaande meren is ongeveer net zo hoog als dat er van onder bijkomt. Het zoutgehalte is vergelijkbaar met dat van de Dode Zee, dat wil zeggen dat je er niet echt kan zwemmen. Volgens een paar Rotelianers die wel gingen zwemmen c. q. dobberen was het bovenste laagje aangenaam koel terwijl het water daaronder broeierig warm was. Wij gingen in de schaduw van wat bosjes aan de rand van het meer onze lunch verorberen. Op een gegeven moment waren we met ons drieën. Ik moest van Jessica heel stil blijven zitten. Op nog geen 30 cm van mij zat een woestijnrat die ook interesse aan ons eten had. Helaas vond ik het nodig mijn hoofd te draaien waardoor onze ongenodigde gast de benen nam. Hij bleef nog even in de bosjes zitten en verdween daarna uit zicht.


De aanhanger vonden we op dezelfde plek terug als we hem hadden achtergelaten en reden verder naar Gariyat. Tegen 17:00 uur kwamen we in deze stad aan. Voor het avondeten stopten we bij een wegrestaurant vlak bij een tankstation. Als voorafje bestelden we een Arabische koffie en begonnen bijna direct daarna met het diner. Deze bestond uit de gebruikelijke komkommer-tomaat-olijf-salade met citroen, gevolgd door een tomatensoep met rijst-pastachtige dingetjes erin. Dan kwam een kwart kip en brood. De kip was niet zo goed als op de eerste dag maar we hadden ieder geval meer dan genoeg. Er werd aangedrongen ons te haasten want we moesten weer snel de weg op. De zon ging al onder en Alois wilde graag zien waar we de Rotel konden opbouwen. Vandaag zouden we tenslotte in de vrije natuur, in de woestijn overnachten. Bij het laatste licht reden we kort na Gariyat de weg af. We bleven echter relatief dicht bij de weg en gedurende de nacht kon je af en toe het verkeer voorbij horen razen. Gelukkig kwam dat niet zo vaak voor. Voor het grootste gedeelte van de tijd waren we alleen met de stilte en de sterren. Van die laatsten waren er genoeg.


Voor de duisternis helemaal inviel, zijn we na het opbouwen van de Rotel hout gaan zoeken voor een kampvuur. Er waren meerdere tamariskstruiken in de buurt maar het was niet eenvoudig genoeg los hout te vinden. Sommige Rotelianers vonden het zoeken te lang duren en begonnen takken van struiken te rukken (wat overigens ook niet eenvoudig was want tamarisken hebben akelig lange naalden). Zij vonden het niet leuk om door Jessica daarvoor op de vingers te worden getikt. Na genoeg hout te hebben verzameld vleide het grootste deel van het gezelschap zich neer op de houten banken naast de Rotel en begon te kakelen over het gemis aan bier en andere spirituosa. Alcohol wordt in Libië, als zijnde een islamitisch land, natuurlijk niet verkocht. Alcoholvrij bier daarentegen is wel te verkrijgen en werd door onze groep in grote hoeveelheden gedronken. Even later werd het vuur door Alois ontstoken en ontstond er een volksverhuizing waarbij banken om het vuur werden neergezet. Wij hadden even genoeg van de groep en zijn wat achteraf blijven zitten en hebben de sterrenhemel bekeken. Het zomerdriehoek was goed te zien alsook de Melkweg. Orion kwam alleen vroeg in de morgen even kijken. Een vleermuis vloog zijn rondjes om het vuur en het was een leuk gezicht om zijn witte buik rond te zien flitsen. Vlak voordat het vuur uitging hebben we de Rotel opgezocht en heb ik het dagboek bijgewerkt. Jessica heeft nog een beetje zitten borduren.

Geen opmerkingen: