Onderweg naar onze eerste uitvluchtdoel, het Simeonsklooster iets buiten Aleppo, sneed de weg een oude Romeinse weg, die min of meer recht van Damascus naar Antiochië liep. De weg was nog zo goed als intact en geplaveid met enorme steenblokken. Die blokken waren zo’n 40-50 cm hoog en hun oppervlak was nog groter. Door de eeuwen heen was het wegdek door de regen behoorlijk pokdalig geworden, maar niettemin waren er nog wagensporen te zien. Ofschoon we geleerd hadden dat Romeinse wegen altijd recht waren, maakte deze weg toch een paar kleine knikjes. Dit was mogelijk een gevolg van aardbevingen.
Na de mozaïekvloer op de gevoelige plaat te hebben vastgelegd, zijn we over de pelgrimsweg naar de hoofdkerk gelopen. Deze weg was oorspronkelijk gezoomd met kraampjes waar handelaren souvenirs aanboden. Niets is dus werkelijk veranderd. De hoofdkerk is gebouwd als een gelijkarmig kruis met en octagonale koepel in het midden. Dat ding moet echt enorm zijn geweest. We hebben lekker lopen plaatjes schieten en zover het ging vanwege de tijd, alles bekeken. Op naar het volgende punt: de stad Aleppo.
In de citadel hebben we eerst de kleine moskee bekeken die op de plaats staat waar Abraham ooit zijn schapen en geiten heeft gemolken om de melk vervolgens aan de armen te geven. Hierna gingen we de muur op, kregen we wat vrije tijd, om daarna via een wirwar van gangen en zalen met de groep naar het restaurant tegenover de citadel te gaan voor de lunch. Alles was voorbesteld maar toen na ongeveer 20 minuten nog niets gebeurde, zijn we en masse twee restaurants verderop gaan zitten. Hier probeerde men alles wel zo snel mogelijk te leveren, maar op de één of andere manier werden er steeds een paar mensen vergeten. Ahmad liep maar weer eens bijna te briesen.
Vervolgens ging het zwaan-kleef-aan door de smalle steegjes van de souq naar de grootste nog originele karavansarai. Hier sliepen de handelaren als ze Aleppo bereikten. De opslagplaatsen voor de handelswaar waren beneden terwijl de handelaren boven sliepen. Deze ruimtes waren gebouwd rondom een grote rechthoekige binnenplaats waarop zich ook een moskee voor de gelovigen bevond. Via een hoge poort kwam je op de binnenplaats waar de kamelen werden ontladen en vervolgens op de velden buiten de stad te grazen werden gebracht. Daarna gingen we naar de vrijdagsmoskee. Dat gebouw dateert uit de 11e eeuw maar is door de eeuwen heen telkens weer verwoest, zodat de huidige moskee veel jonger van datum is. Alleen de minaret is wonder boven wonder altijd blijven staan. Hij deed een beetje Italiaans aan. In de moskee volgde het bekende ritueel van schoenen uitdoen en Jessica moest zich weer in een zwart Paulus de Ku Klux Clan kabouterpak hijsen. Echt bijzonder was het gebouw niet. Wel leuk was dat hier het hoofd van Zacharias, de vader van Johannes de Doper wordt bewaard en vereerd. Zijn schrijn staat achter een groot hek in de zuidwand en wordt met het bekende groene licht bestraald. Het was jammer dat we de Koranschool tegenover de moskee niet mochten bezoeken maar dat gebouw werd nog gerestaureerd.
Meer naar de uitgang van de souq waren de verkopers iets opdringeriger. Dat was wel weer wat jammer, maar na het genot van een glas citroen-munt op hetzelfde terras als waar we ’s middags hadden gegeten, waren we dat ietwat lastige intermezzo snel weer vergeten.
Het was daarna maar een klein stukje met de bus naar het restaurant waar we ’s avonds zouden eten. Het restaurant heette Sissi en was duidelijk op toeristen gericht. Het lag in de christelijke wijk, al-Jdeida, en zag er best leuk uit met zijn kleine overdekte binnenplaats waar de tafels al voor ons gedekt waren. Misschien om het tijdverlies goed te maken dat we ’s middags door het lange wachten op het eten hadden opgelopen, werden de gangen hier vliegensvlug afgewisseld. Je moest bij wijze van spreken je bord vasthouden. Het voorgerecht bestond uit zes verschillende soorten pasta’s en breitjes, onder andere met aubergine en spinazie. De meesten smaakten goed. Vervolgens kwamen twee warme voorgerechten met lam en kaas. Het hoofdgerecht bestond uit spiesjes met lam en kip. Al met al niet slecht. Vele hadden echter last van hun maag, inclusief Jessica. Dat was natuurlijk wel jammer.
Helemaal volgegeten maakten we een nachtelijke tocht door de straten van de christelijke wijk. Het regende af en toe heftig, maar we konden meestal schuilen in tot hotel omgebouwde khan’s of herbergen voor reizigers. Die zagen er echt mooi uit van binnen. Voor een Westerling zijn dit soort gelegenheden betaalbaar, maar ik denk dat ze voor een Syriër iets te prijzig zijn. Zij moeten al zoveel geld uitgeven deze dagen want het Suikerfeest nadert. Dan worden vrouw en kinderen in het nieuw gestoken, geschenken gekocht, eten ingeslagen en wat dies meer zij. Dat kost gemakkelijk 1000 Euro. Een andere schuilplaats was de kerk van de Syrisch katholieke gemeente (Mar Assia al-Hakim). Na deze bekeken te hebben – opvallend waren de grote kachels aan de pilaren; het schijnt hier koud te kunnen woren – hadden we de tijd voor ons zelf. Ahmad vertelde ons hoe we bij de bus terug konden komen en vervolgens struinden we de wijk af. Het leven was weer op gang gekomen en er waren een heleboel mensen op de brede winkelstraten. Op de wat donkere plaatsen moest je wat oppassen voor losliggende tegels, want als je daar op trapte kreeg je gelijk een plens water over je voeten. Dat hebben we beide proefondervindelijk ondervonden. Lopende langs allerhande winkeltjes met af en toe zeer gewaagde kleding voor de vrouw van vandaag die alles al heeft, ging de tijd behoorlijk snel. We liepen dus terug naar de bus, of, ik kan beter schrijven, verliepen want we liepen het laatste stuk fout. Gelukkig herkende Jessica de straatbordjes (in het Arabisch) nog van de heenweg en zo kwamen we precies op tijd terug bij de bus. En na ongeveer een half uur waren we weer op de camping.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten