donderdag, oktober 16, 2008

De torens der doden (zaterdag, 27.09.2008)

Vanochtend begon het gezang weer tegen een uurtje of 4. Het leek wel alsof de muezzin er nu echt lol in begon te krijgen en wist hij van geen ophouden. De techniek liet hem echter halverwege in de steek en er volgde een periode van gekraak en herstemmen van de frequentie. Geen katten vandaag maar wel een haan. Ik denk dat het tegen 5:30 weer rustig was. Jessica heeft niets gemerkt. Zij had oorpluggen in en oogkleppen op.

Er woei een behoorlijke wind deze ochtend en die legde zich de hele dag niet. Sterker nog, tegen de avond had de wind zich tot stormsterkte ontwikkeld. Bij het ontbijt waren er de gebruikelijke beslommeringen, dat wil zeggen, er waren personen die meer namen dan ze eigenlijk nodig hadden. Zij gingen met bergen voedsel naar hun plaats en lieten niets meer voor anderen over. Ten einde haalde Franz wat meer en ging hij zelf de kaas snijden. Het resultaat was alleen dat men nu meer stukjes pakte.

Daarna werd de Rotel afgebroken. Ik denk dat iedereen wel wat deed. Hierbij wil iedereen laten zien hoe goed hij of zij wel niet weet hoe het moet. Ahmad had voorgesteld dat de mensen met de grootste koffers deze in de beveiligde ruimte op de camping zouden achterlaten omdat we toch in drie dagen weer terug zouden zijn. Maar niemand wilde dat en dus werd alles ingeladen. Dat had tot gevolg dat onze rugzakken samen met die van Thomas in de Rotel in plaats van onder in de bus moesten worden opgeborgen. In een kwartier was alles weg en gingen we op weg naar één van de hoogtepunten van de reis: Palmyra. Onderweg stopten we bij Bagdad Café 66. Hier was alles op het thema bedoeïenen toegesneden. Er stond een tent opgesteld en er waren wat gebouwen voor semi-nomaden. We vroegen ons alleen af wie er nu op deze plek wilden wonen, direct langs de weg met niets anders te zien dan woestijn.

Tijdens de reis vertelde Ahmad een heleboel over het land en de politieke situatie vanuit Syrisch oogpunt. Dat was heel interessant maar tegelijk ook een heleboel informatie. Het ging over politieke en religieuze groeperingen in het land en coalities met andere omringende landen, met name Iran. Voor details vraag Jessica, zij onthoudt dat soort dingen beter dan ik.

De tocht ging over de hoofdweg naar Irak. Er was nauwelijks verkeer, totaal anders dan in Damascus. Ahmad vertelde ons dat men hier auto rijdt alsof men op een ezel zit. Men toetert om te laten horen dat hij er ook is en er langs wil. Dat is heel anders dan in Europa waar men toetert om aan te geven dat je medeweggebruiker een idioot is en op moet zouten. Hier schuift men gewoon een beetje op. Op een tweebaansweg is best plaats voor drie auto’s plus een ezelskar. Vrachtwagens gaan wat aan de kant of halen in en blijven dan kilometers aan de linkerkant of op het midden van de weg rijden tot er iemand anders langs wil. De weg gaat dwars door de woestijn. Het is een rechte, goed geasfalteerde weg. De woestijn bestaat uit zand en steen met wat kleine struikjes her en der. Bedoeïenen waren niet te zien, waarschijnlijk omdat het al zo lang niet meer geregend had dat er niets meer voor de kuddes te eten was. De enige kudde die we zagen was een groep dromedarissen die door een herder op een motor werden voortgedreven. De bus stopte, Ahmad sprak even met de moderne herder en die stopte toen ook. Het was tijd voor een traditionele Rotel-fotostop. Ik vraag me af of Rotel dit in Nederland ook zou doen als er een groepje op klompen met een tulp en een kaas in de hand zou rondlopen.

In de woestijn waren overal sporen van vaak ondiepe afgravingen te zien. Deze waren vaak deels dichtgeschoven of overwaait. Sommige afgravingen waren dieper en stonden er graafmachines. Hier werd fosfaat gewonnen. Samen met olie zijn dit de twee hoofdgrondstoffen van Syrië. De oliewinning zal tegen 2017 echter wel ten einde lopen.

Na een voorspoedige tocht kwamen we op onze overnachtingplaats aan, op de parkeerplaats bij een restaurant. Hier bouwden we de Rotel weer op. De rugzakken kwamen nu in het compartiment onderin waar gewoonlijk de banken en tafels opgeslagen werden. Vervolgens was het middageten aan de beurt. Ditmaal hadden we in de bus al kunnen kiezen tussen niets, lam of kip met rijst en groente. Wij probeerden de laatste twee opties. Ook dit smaakte goed, doch beduidend minder dan gisteren. Hoe het komt, weet ik niet, maar alweer waren er katten te vinden. Er was een moederpoes met een kleintje dat zat te drinken. Ze kwamen direct op ons af, nog voor het eten er was, en ze waren ook niet meer weg te slaan. De bediening vond het niet leuk en verjoeg ze telkens, maar de katten kwamen steeds weer terug. Overbodig om te vertellen dat ze het één en ander van kip en lam hebben geproefd. Overigens bestond bij Jessica’s gerecht alleen het bovenste stuk vlees uit lam, de rest was rund. Als toetje was er meloen. Ahmad wilde snel verder, dus beviel het hem al helemaal niet dat sommige Rotelianers koffie of thee hadden besteld en dat de bediening hen dat ook nog, tegen Ahmad’s aanwijzingen in, serveerde.

In de bus was het maar een klein stukje tot de torengraven van Yemliko. Dat zag er bizar uit, een necropool bestaande uit torens. Wij moesten even wachten op de sleuteldrager van één van die torens, die van Elahbel, wat een bijna briesende Ahmad tot gevolg had. In de wanden van de toren waren verticale sleuven uitgespaard met richels op gezette hoogtes. Hierop werden vroeger kalkstenen platen met de overledenen geschoven. De voorkant van het stukje sleuf werd dan met een buste van de dode afgesloten. De twee lange wanden van de toren waren volledig met dit soort sleuven bedekt, de bustes en de kalkstenen platen waren echter allang verdwenen. De toren had meerdere verdiepingen en op iedere verdieping zagen we hetzelfde beeld van sleuven in de wand. Er zouden meer dan 240 graven in deze toren zijn. Daar kon je je hele extended family in begraven als je wilde. Grafplaatsen werden echter ook aan niet-familieleden verhuurd.

Na de beklimming volgde een afdaling in een grafkelder wat verderop, zo eentje als we ook in het nationaal museum in Damascus hadden gezien. Deze grafkelder was bij toeval ontdekt en naar schattingen moeten er nog veel meer liggen. Er worden dan ook nog steeds opgravingen verricht. De grafkelder was van de drie broers. Hier waren nog delen van wandschilderingen aanwezig, onder andere van druiven en Hercules. Net als in de graftorens waren sleuven in de wand voor de doden uitgespaard. Deze waren evenwel vrij smal en de doden moesten hier op hun zij ingeschoven worden. De bezichtiging moest snel, snel, want Ahmad wilde graag nog naar een officieel niet toegankelijke grafkelder waar de bustes voor de sleuven in de wand nog wel aanwezig waren. Het gebruikelijke onderhands uitwisselen van waardepapiertjes lukte ditmaal echter jammer genoeg niet omdat de controles verscherpt waren.

Dus gingen we naar het volgende punt: de tempel van Bel. Dit is een enorm complex van zuilen en muren. Het stamt uit de Romeinse tijd maar de architectuur is oriëntaals. Het centrale heiligdom, de cella, is Noord-Zuid georiënteerd (volgens de zonnestand) en staat dwars op de hoofdingang. Het hele complex is in de Osmanische tijd tot fort omgebouwd waarbij de oorspronkelijke toegangspoort is dichtgemetseld. Wij gingen dan ook via een zijingang het complex binnen. Ahmad hield een heel lang verhaal waar wij niet naar geluisterd hebben. In plaats daarvan zijn we zelf gaan rondkijken. Wat een rust heerste hier. Na eerst de noordwesthoek te hebben bekeken, zijn we naar de cella gegaan. Afgezien van vier Italianen was er niemand aanwezig, en die Italianen gingen uiteindelijk ook weg. Dat was best uniek: ben je op een belangrijke archeologische site, is er niemand aanwezig. Tijd dus voor een privé-fotosessie. Vervolgens zijn we om het gebouw heengelopen, hebben de poort en de zuilengang om het plein bekeken en zijn uiteindelijk op een afgebroken zuil gaan zitten. Die dingen liggen hier te kust en te keur. Het bouwmateriaal is kalkzandsteen dat hier natuurlijk voorkomt en eenvoudig te bewerken is. Het nadeel is echter dat het ook snel verweerd. De prachtigste kapitelen zijn afgesleten. Wel zonde hoor.

Ondertussen begon de wind lekker aan te wakkeren. Een fris windje was wel prettig in deze warmte van zo’n 25 °C. Tijdens de middagpauze bij het restaurant had ik een Arafat-sjaal gekocht en omgebonden gekregen. Ik ken wel een manier om zo’n sjaal om je hoofd te wikkelen maar deze bedoeïenen-manier was prettiger. Overigens is het verschil tussen een Arafat-sjaal en die van de bedoeïenen de kleur. De laatste is rood-wit geblokt.

Na de bezichtiging van het tempelcomplex liepen we de straat over naar de rest van het oude Palmyra. Hier zag je door de zuilen het bos niet meer, zoveel stonden en lagen er. De wind wakkerde ondertussen aan tot storm waardoor we een hele hoop zand in de ogen, mond en kleren kregen. Dat was heel vervelend omdat het erg moeilijk werd om goed om je heen te kijken. Voor Jessica was het dubbel zo lastig. Halverwege de tocht moest zij haar lenzen uit doen omdat de hoeveelheid opgewaaid zand te erg werd. Aangezien we haar bril niet mee hadden genomen uit de bus kon ze de rest van de tocht nauwelijks iets zien. Degenen zonder lenzen zagen trouwens ook niet veel omdat er af en toe een hele wand van zand over ons heen werd geblazen.

De voettocht leidde door de ereboog van Hadrianus, via de met zuilen gezoomde via decumanis naar de baden van Zenobia en van daar naar het theater. Daar werd druk gewerkt. Een groot deel was nieuw opgebouwd en men was nu bezig het podium met houten planken af te dekken en een paar rijen stoelen op het bovenste deel van het theater neer te zetten. We hebben hier even gezeten en zijn toen naar de opslagruimtes en de agora gegaan. Hier was het tijd voor Roteldomme vragen: hoe weten ze nou wat wat is geweest? Zijn er bouwtekeningen gevonden of is het allemaal gokwerk? Daar gaan je tenen van kromtrekken. Vervolgens gingen we naar de tetrapyloon op de kruising van de via decumanis en de straat loodrecht daarop. Hier kregen we nog 20 minuten vrije tijd. De uitvlucht naar de Osmanische burcht op de heuvel vlakbij voor een blik over het antieke Palmyra werd afgezegd omdat het zicht ondertussen nagenoeg nihil was.

Terug bij de Rotel was de wind nog steeds erg sterk en kregen we toestemming om in het restaurant te bivakkeren. Deze avond had Ahmad een culturele avond voor ons georganiseerd. In een bedoeïenentent achter het restaurant kregen we entertainment pur. Traditioneel Syrisch eten zou gecombineerd worden met bedoeïenenmuziek en dans. Het eten, de voorafjes, smaakten goed. Daarna begon een Syriër op zijn eensnarige viool te fiedelen en erbij te kwelen. Vervolgens kwam de invasie. De Japanners vielen binnen. Een hele groep rasechte toeristen. Waarschijnlijk deden ze het Midden-Oosten in twee weken of zo. Zij kregen de ene helft van de tent, wij de andere. En dat moest, volgens de Japanse reisleidster, strikt ingehouden worden.

Het hoofdgerecht kwam, rijst met couscousvariant en lam. Het smaakte wel maar niet zo goed als de voorgerechten. Links van ons werd weer eens gezeurd dat zij geen lam wilde maar kip. Af en toe vraag je je af of mensenvlees een goed alternatief zou zijn… Gelukkig kwamen toen ook de muziekanten c.q. dansers binnen. De dans was een soort van line-dancing met af en toe een snel sprintje ertussen waarbij gedraaid en gehopst werd. Heel knap, zeker in hun lange gewaden. Na een korte pauze kwamen ze weer en dit keer werd het knapste meisje van de zaal uitgenodigd om mee te dansen. Dat was Jessica natuurlijk. Vervolgens waren twee Japanners aan de beurt. Zij werden in traditionele dracht gestoken en moesten meedansen. Na een intermezzo werd ook Jessica in dracht gestoken, wat haar overigens goed stond. Het vervelende was alleen dat zij daarna ook zo’n ding wilde hebben. Aan het einde van de avond hebben we dan ook zo'n ding gekocht, maar niet voordat we op de dansvloer hadden gestaan.

Geen opmerkingen: