woensdag, oktober 22, 2008

Grensperikelen (donderdag, 02.10.2008)

Ik had het niet verwacht maar de muezzin-wekker ging volgens mij vandaag niet zo vroeg, luid en lang af als de vorige keer dat we hier waren. Misschien wilde hij niet meer zoveel aandacht trekken. We hoorden gisteren onderweg naar de camping namelijk dat een groot deel van Damascus, zeg ongeveer de helft, illegaal gebouwd is, inclusief de moskee. In de buurt van de camping was men al druk bezig gebouwen met de grond gelijk te maken.

Bij het ontbijt was er vandaag taart. Eerst omdat Franz naamdag zou hebben, daarna zou Ahmad 50 geworden zijn en vervolgens omdat er toevallig een goede Weense bakkerij in Damascus aanwezig was. Dit leek ons de meest plausibele verklaring, maar het belangrijkste was wel dat de taart goed was. Hierna volgde als gewoonlijk om 7:30 het opruimritueel: ontbijtspullen afwassen en de koffers, die we gisteravond weer gekregen hadden, bij de bus zetten en de Rotel afbouwen. Om 8:00 vertrokken we richting de Jordaanse grens. Onderweg vertelde Ahmad weer over de politieke situatie in het land. Er zijn in Syrië veel vluchtelingen uit Irak en Syriërs uit de Golan-hoogvlakte, die na de inname door Israël van daar gevlucht zijn. Voor de opname van vluchtelingen krijgt Syrië compensatie van met name Iran, maar dat is bij lange na niet voldoende. Toen de vluchtelingenstroom op gang kwam, kneep de regering een oogje toe bij het illegaal bouwen. Dat is nu volledig uit de hand gelopen. Een beetje baksjis doet vaak wonderen. Hierdoor is met name aan de zuidzijde van de stad, in de ooit mooie oase, een ongeordende wanboel van huizen verrezen. Soms worden die weer afgebroken maar veelal ook blijft de status quo gehandhaafd.

Onderweg werd voor een Gesundheitspause gestopt bij een uitgedoofde vulkaan, die voornamelijk uit slak en as bestond. Ik kon het dan ook niet nalaten wat materiaal op te rapen voor mijn vergelijkingscollectie. Dit spul wordt afgegraven ten behoeve van de betonindustrie en schijnt ook te worden gebruikt als isolatie. Vlakbij waren meerdere identieke vulkanen te zien.

De laatste provincie voor de grens werd voornamelijk bevolkt door Drusen. Dat zijn ook moslims, maar dan anders. Zij hebben geen moskeeën en vrouwen zijn geen BMO’s, zij hebben zelfs geen hoofddoek om. In deze provincie lag ook de stad Busra dat onze eerste echte attractie van de dag was. Deze stad is op Romeinse fundamenten gebouwd. Er stond ook nog een heleboel Romeins spul, met name het theater dat plaats bood aan ca. 15000 bezoekers. Het feit dat het zo goed bewaard is gebleven, is grotendeels te danken aan de Mamelukken die er in de 11e eeuw een fort omheen bouwden. De halfronde rijen met stenen zitbanken liep van binnen steil omhoog met bijna 100 treden. Van boven had je nog steeds een prachtig zicht op het toneel en ook het geluid was goed. Een groep toeristen stond zich beneden op het podium namelijk te buiten te gaan aan, zullen we maar zeggen, zang. Het toneeldecor bestond uit zwart basalt (logisch natuurlijk met zoveel vulkanische activiteit in de buurt) met kalkzandstenen, melkwitte zuilen. Dat stak mooi bij elkaar af.

We hadden helaas te weinig tijd om de rest van de stad te bekijken, dat volgens onze reisgids nog talloze Romeinse resten moest bevatten. We zagen her en der wel een zuiltje omhoog steken, maar Jessica had maagproblemen gekregen en we besloten daarom om het resterende kwartiertje in een restaurantje te verbrengen. Daar werden we gezellig onderhouden door een jong, klein, rood katje dat op zoek was naar Streicheleinheiten. We wilden hem wel meenemen in de Rotel maar Ahmad meende dat Franz hem dan mogelijk voor het avondeten zou gebruiken. Toen hebben we de kat daar maar gelaten.

Bij de grens nam Ahmad onze passen naar de immigratiedienst en wilde de douane de Rotel-aanhanger van binnen bekijken. Daarna moesten we een hele tijd wachten. Toen we de passen eindelijk terugkregen, wilde de bus niet meer starten. Waarschijnlijk was de accu leeg geraakt door het ventilatiesysteem in de bus dat op volle toeren draaide. Hoe het ook zij, het lukte Franz om de bus weer aan de praat te krijgen. Na een paar honderd meter kwam de Syrische douane nog een keer om te controleren of we allemaal een uitreisvisum en stempel hadden gekregen en onze 500 Syrische lira als oprotpremie hadden betaald. Dat bleek allemaal in orde te zijn. Vervolgens reden we over een lang stuk niemandsland naar Jordanië. Hier moesten we weer de passen afgeven en weer een uur of zo wachten. In die tijd hebben we wat gedronken bij één van de vele tentjes bij de grensovergang. Ook probeerden we twee katten aan te halen die daar rondliepen – wat overigens niet lukte – en hebben we geld gepind bij een automaat, waar aan gesleuteld werd maar na een Jordaans five minutes weer werkte. Daarna ging het stapvoets verder met de bus tot de volgende controle (om te zien of er Jordaanse stempeltjes in het paspoort stonden). En uiteindelijk, hallo Jordanië.

Dat het allemaal zo lang duurde, kwam voornamelijk doordat het de tweede feestdag van de ramadan was. Er was slechts een halve bezetting bij de grens en er waren veel mensen die de grens over wilden. In Jordanië wonen namelijk veel Syriërs, die in 1963, toen privébezit in handen van de staat viel, naar Jordanië zijn gegaan. Zij hebben daar hun eigen geld geïnvesteerd en goed geboerd. De feestdagen zijn dan natuurlijk ideaal om je familie in Syrië weer op te zoeken. Ook wonen in Jordanië veel Palestijnen. De schattingen liggen rond de 70%, met name in de hoofdstad Amman. De oorspronkelijke naam voor Amman is Ras Amon, letterlijk koning Amon, een koning uit de IJzertijd. De Romeinen veranderden de naam in Philadelphia en de Osmanen veranderden het weer in Amman. Zo’n 100 jaar geleden woonden er hier ongeveer 4000 mensen. Door de politieke situatie in het Midden Oosten kreeg Amman een belangrijke plaats in het handelssysteem, met als gevolg de miljoenenstad die er nu staat.

De reis van de grens naar Amman ging door heuvelachtig gebied waarbij voornamelijk geklommen moest worden. De bus met aanhanger overwon dit alleen in de tweede en soms zelfs alleen in de eerste versnelling. Na een fotostop en nog een hele zit kwamen we eindelijk aan bij het Crown Hotel in Amman-Oost. De Rotel werd aan de zijkant van het hotel neergezet en opgebouwd. De douches en toiletten voor ons waren achter en onder het hotel gelegen. Die van de vrouwen waren nog enigermate in orde, die van de mannen te smerig om zelfs met kaplaarzen in te gaan (van horen zeggen, ik voelde niet de behoefte zelf te kijken). Daarom kregen we andere douches toegewezen. Hiervoor moesten we nog verder lopen tot in de fitnessachtige ruimte achter het complex. De nieuwe toiletten waren in de hotellounge. Jessica was het echter helemaal zat, voelde zich belabberd en wilde een hotelkamer. De prijs was te doen en na het afgeven van onze paspoorten bij de receptie kregen wij de sleutel van kamer 113.

Het avondeten bestond uit plakrijst met explodiertem Huhn en werd opgeluisterd met 2x 5 minuten siervuurwerk. Waarom weet ik niet. Wij betrokken ieder geval na het eten onze kamer. Deze was enorm groot met een kingsize double bed dat ongeveer net zo groot was als twee Doppelkabinen in de Rotel. Je kon er een hele familie te slapen leggen en er alsnog in verdwalen. De kamer was verduisterd met zware gordijnen die het licht en grotendeels ook het geluid buiten hielden. Dat dat heel belangrijk was hoorden we de volgende morgen. Onze medereizigers in de Rotel schijnen namelijk nauwelijks geslapen te hebben vanwege harde muziek.

Geen opmerkingen: