woensdag, oktober 15, 2008

Zingen in Damascus (vrijdag, 26.09.2008)

Het zal tegen 4:00 uur in de morgen zijn geweest toen het gezang van de minaret begon. Dat ding stond waarschijnlijk niet geheel ontoevallig direct naast de camping. Zo tegen 4:45 begonnen de megafoons van de minaretten uit de wijdere omgeving mee te doen. Het was best melodisch alleen wel erg vroeg. En dacht je alles gehad te hebben en eindelijk nog een rustig oogje dicht te kunnen doen, begon er weer een megafoon te galmen. De anderen konden hierbij natuurlijk niet achterblijven en stemden mee in. Vervolgens vond de haan op de camping dat het de hoogste tijd was om op te staan en een paar schreeuwende katten vormden het toetje van deze kakofonie. Al met al een voortreffelijk begin van de reis. Na slechts een paar uurtjes te hebben liggen zweten in de Rotel-cabine ben je toch klaar wakker.

Gelukkig mochten we in betrekkelijke rust nog wat doezelen en zijn we om 6:45 opgestaan. De douche was verbazingwekkend goed, iets dat Jessica de avond tevoren al had opgemerkt. En Jessica is een echte kenner op dat gebied. Het ontbijt bestond uit brood, croissants en olijven. Verder was er muesli, maar dat merkte ik te laat. Gelukkig kregen we gelijk vandaag al een voorproefje van hoe de groep in elkaar stak. Er waren er een aantal die bang waren om niets te krijgen. Zij drongen voor en wilden tegelijkertijd ook laten zien hoe goed ze waren. Gedurende de dag hielden zij niet op te klagen en domme vragen te stellen.

Onze eerste stop van de dag was het nationaal museum van Damascus. In de tuin van het museum stond het vol met brokken steen uit de 2e-3e eeuw n.Chr. Het gaat natuurlijk om stenen die bewerkt waren tot zuil, kapiteel, cenotaaf en wat dies meer zij. Daar tussen lagen nog wat mozaïekjes. Ach ja, als je genoeg hebt, laat je het ook breed hangen zullen we maar zeggen. Vervolgens gingen we in een noodtempo het museum door. Michael Schumacher zou trots op ons zijn geweest. Er stond me een hoop materiaal uit de Bronstijd en latere periodes. Metalen voorwerpen, een heleboel kleitabletten met spijkerschrift, zegels, enz. Er lag onder andere een kleirolletje met daarop het oudste bekende alfabet ter wereld. We worstelden ons door andere Duitse reisgroepen en door een Italiaanse, Franse en mogelijk ook een Nederlandse groep heen. We zagen het tentoongestelde hierdoor vaak maar heel vluchtig, zo tussen de zwetende lijven der toeristen door. Er was maar zo weinig tijd. In een paar zalen vertelde onze reisleider Ahmad het één en ander. Het was alleen jammer dat hij af en toe zo zacht praatte. Door meerdere zalen en gangen ging het daarna naar een ruimte met de fresco’s uit de synagoge van Doura Europos met Bijbelse taferelen. Deze waren prachtig. Er waren zoveel details te zien, ofschoon ze in een vrij duister gebouw waren ondergebracht. Vervolgens smolten we bijna van de hitte in een grafkelder gevonden in Palmyra waarna we wat vrije tijd kregen. Jessica en ik renden zo’n beetje door de Romeinse afdeling en doken het boekhandeltje c.q. de souvenirshop bij de ingang in. Jessica wilde graag een boekje van het museum zodat we thuis in alle rust konden zien wat we gemist of slechts in één oogopslag hadden waargenomen. De laatste minuten vrije tijd verbrachten we in de museumtuin met iets te drinken en met fotograferen.

Het volgende onderdeel bestond uit de wandeling door de stad. Een 16e eeuwse moskee mochten we niet in vanwege restauratiewerk of, zoals de Engelse tekst op het bord vermeldde, rehabilitation. Ook het volgende programmapunt was aan rehabilitation onderhevig. Dit was een handycraft-souq-bazaar-complex, de Takiyya as-Süleimaniyya, zoals de reisgids ons vertelde. Hier was alles dicht omdat het vrijdag en ramadan was. Het zag er wel leuk uit, maar een opknapbeurt kon het wel gebruiken. De vloer was erg onregelmatig. Voor sommige erg ongelijke delen werden we door een paar goedbedoelende Rotelianen gewaarschuwd, maar dat was echt overbodig. Wij wonen tenslotte in Engeland!

Het vierde programmapunt mochten we wel in: het oude station uit 1908 met een locomotief uit hetzelfde jaar ervoor. De weg naar het station bestond uit brede straten met een hoge stoep ernaast die af en toe behoorlijk verzakt was. Dit tikje onregelmatige was de oorzaak van meerdere struikelpartijen. De ergste was van een Roteliaanse die bij het uit de bus stappen bij het museum een stuk been openhaalde, maar na opgelapt te zijn, dapper mee wandelde.

Het station (Hejaz train station) vond ik van binnen een beetje op dat van Groningen lijken. Best wel aardig maar daar blijft het ook bij. Er zat nu een soortement van boekhandel in en je kon er kaartjes kopen voor weet ik wat. Ahmad had onderweg lekkernijen voor ons gehaald die we beslist moesten proeven. Het waren sesamdingetjes en mini-dadelcakejes. Vooral de laatste vond ik erg lekker. Op het laatst stonden Jessica en ik met Ahmad’s lekkernijen. Rats, grats kamen die Deutschen, bang om te weinig te krijgen. Mamf en weg. We hebben Ahmad netjes voor het lekkers bedankt en volgens mij deed hem dat deugd.

Volgend punt was de souq van de stad (souq al-Hamidiyya). Het is een enorm complex van winkeltjes naast elkaar aan overdekte straten. We mochten alleen de hoofdgang volgen. De zijpaden zagen er ook verlokkend uit maar de tijd tikte stevig door. Slechts 20 minuten hadden we om tot het andere eind te komen. Slechts 20 minuten terwijl het er rustig was, want ook hier was veel gesloten. Een paar winkeltjes waren open terwijl andere dicht gingen voor het middaggebed. Er was een gedeelte in de souq afgezet en met matjes bekleed voor de gelovigen. Dat scheen iets nieuws te zijn. Jessica wilde unbedingt een jalebia of aardappelzak-tuniek hebben, maar in deze 20 minuten slaagden we daarin niet.

Het werd tijd voor de lunch. Ahmad bracht ons naar Beit Jabri, het oudste huis van Damascus uit 1737. Wel een beetje jong vind ik, zeker omdat Damascus al zeker 4000 jaar bestaat. Er zijn in Damascus hele volksstammen neergestreken. Het is ons allemaal verteld maar het is teveel om hier neer te schrijven. De lezer zij hiervoor naar reisgidsen, geschiedenisboeken, internet etc. verwezen. Hier wil ik alleen de reisindrukken weergeven en dat neemt al genoeg pagina’s in beslag.

Het middageten en de locatie waren goed en prachtig. Door een lage deur in een onopvallende gevel in een smalle steeg kwamen we in een hoge en smalle gang. Even het hoekje om en we kwamen uit op een royale binnenplaats met planten en een zacht sputterend fonteintje in het midden. Tafeltjes stonden hier omheen gerangschikt. De groep streek neer aan meerdere van deze tafeltjes en wij zaten samen met vier anderen waarmee we gisteravond al mee aan de praat waren geraakt. Ahmad deed al het grove werk, dat wil zeggen hij zei wat er was, vroeg wat we wilden, en bestelde dat vervolgens. Aan het eind schoot hij alles voor en wij zouden hem morgen betalen (in werkelijkheid duurde dat nog een paar dagen langer en wij moesten echt aandringen). Het was behoorlijk beschamend eigenlijk, maar mijn Syrisch was toen nog niet echt goed. En, helaas, in de loop van de reis kwam daarin niet veel verandering.

We hadden een yoghurt-dings met kikkererwten, pistaches, Fladenbrot en wat dies meer zij besteld en deelden dat (ons bent zunig hè). Het was erg lekker. Te drinken was er citroen met munt, beide geperst met natuurlijk een hoop suiker. Echt een aanrader om thuis eens te proberen.

Na de lunch ging het in rap tempo verder met het afhandelen van programmapunten. Eerst gingen we naar de Sayyida Ruqayya moskee. Hier ligt het nichtje van Mohammed begraven en is dan ook een bedevaartsoort voor de Sjiieten. Om de schrijn te zien moet je wel wat doen, schoenen uittrekken bijvoorbeeld. Nou, dat zijn we wel gewend na onze reizen naar Egypte en Turkije. Anders dan anders echter was dat Jessica in een BMO (Black Moving Object) omgetoverd moest worden. Een beetje vreemd was dat wel omdat de Rotel-vrouwen hierna beter bedekt waren dan sommige inheemse vrouwen. Het zag er ook niet bepaald flatterend uit. Een beetje als een kruising tussen Paulus de Boskabouter en de leden van de Ku Klux Clan. Zo ingepakt gingen de vrouwen door de vrouweningang naar binnen en de mannen door, hoe kan het ook anders, de manneningang. Volgens onze reisgids zouden moskeeën, als ze in Las Vegas zouden staan, er zo uitzien. Nou, dat was niets teveel gezegd. Zoveel spiegeltjes, samengesteld als mozaïek heb ik nog nooit gezien. Het glansde en bling-blingde je tegemoet zodra je over de drempel ging. Dwars over het midden stond een afscheidingswand, alleen onderbroken door een grafhuisje met een glanzende schrijn. Daarin lag Mohammed’s nichtje. Sommige mannen waren er niet weg te slaan. Liep je langs de afscheidingswand, kwam je uiteindelijk in een algemeen deel zonder spiegeltjes. Dat zag er al veel beter uit.

Na de Ku Klux Clan vermomming te hebben afgegeven en de schoenen te hebben opgehaald en aangetrokken, liepen we naar de volgende attractie: Saladin’s mausoleum. De vrouwen mochten zich ditmaal als GMO vermommen (Grey Moving Object), waardoor Jessica er weer als Paulus de Ku Klux Clan-kabouter uitzag. Tsja, wat valt er te zeggen. Best klein en karig dat graf van Saladin. Een groots persoon, alleen jammer dat hij de kruisridders in Jeruzalem verslagen heeft. Jessica denkt daar natuurlijk anders over.

De vrouwen hielden hun grijze regenkleding aan en we gingen verder naar de Umayyad moskee. Dat gebouw staat op een plaats waar reeds in de Bronstijd een tempel heeft gestaan. De Romeinen bouwden de plaats uit tot een reusachtig Jupiter-complex waarin het huidige complex baantjes kan trekken. Vervolgens kwam er een basilica, die nog weer later tot moskee werd omgebouwd. Het is best vreemd om een moskee binnen te stappen en dan een enorme basilica te zien. Het is een machtig drie-schepig ding, Oost-West georiënteerd met vier gebedsnissen (één voor elke koranschool der Soennieten) in de zuidwand. Mekka ligt van Damascus bezien in het Zuiden. Er werd ijverig schoongemaakt voor het grote gebed om 16:00 uur en daarover werd door een paar notoire mopperaars gemopperd. In het midden van het gebouw stond de schrijn met het hoofd plus mandje van Johannes de Doper. Het grafhuisje met de schrijn was TL-groen verlicht van binnen en werd zeer vereerd. Een vroeg-christelijk doopfont echter viel die verering niet ten deel en diende, toen wij er langs liepen, als kinderspeelplaats. Er werd later evenwel wel wat van gezegd. Jessica maakte nog wat foto’s van het plafond in het exclusief voor vrouwen gedeelte (alweer iets nieuws voor Damascus) en daarna hebben we op de vloer van de binnenplaats gezeten het fotorolletje van de camera omgewisseld. Ondertussen was het vrijdaggebed in volle gang.

Na teruggaaf van GMO-kleding en schoenen kregen we 20 minuten vrije tijd. Wij renden de souq in op zoek naar een jalebia. Het lukte niet echt om iets geschikts te vinden maar met de hulp van Ahmad kregen we iets redelijks voor een redelijke prijs.

Door de stad ging het te voet naar het christelijke deel. De klagerei der Rotelianen werd luider. Wat een zeurkanissen. We gingen naar de plaats waar Saulus van Tarsus in letterlijke en figuurlijke zin het licht zag en Paulus werd. Hier werd hij door Ananias gedoopt en op deze plaats, in de kelder, staat nu een kapel. Er was een mis in het Frans bezig maar we mochten, als we stil waren, wel even rondkijken. Dat hebben we dus gedaan. Hierna gingen we terug naar de plek waar Franz, de buschauffeur, ons weer zou oppikken. Onderweg werden Jessica en ik binnen geroepen in een werkplaats waar dingen van ingelegd hout werden gemaakt. Dat inlegwerk is eigenlijk heel eenvoudig. Staafjes gekleurd hout worden tegen elkaar gelijmd en dan worden er dunne plakjes van gesneden. Voilà, daar is het patroontje.

De bus stond al klaar en om 18:00 vertrokken we voor een korte stop bij het Paulus-raam, waardoor Paulus uit Damascus ontsnapte toen hij zich iets te populair had gemaakt. Het is eigenlijk geen raam maar een mezekouw, maar dat zullen we de Syriërs maar vergeven. Na deze korte foto-stop reden we de Jebel Qassioun op voor een blik over de stad bij zonsondergang. Het was een beetje heiig dus het zicht was niet echt goed, maar bont was het wel. Op de boulevard wel te verstaan. Daar waar we stonden was de weg bezaaid met drinkgelegenheden en gekleurde lampslingers. De blik op de stad was best aardig; wat is Damascus groot.

Dit was echt het laatste excursiepunt. Ons restte alleen nog het avondeten. Dat bestond uit vermicelli-kippensoep met een Frankfurter. De katten op de camping waren er gek op. Schuw waren ze wel maar door de stukjes worst die Jessica en ik ze gaven, kwamen ze toch dichterbij. Na de afwas dook Jessica onder de douche en probeerde zij haar nieuw verworven jalebia aan. Als nachtkledij was hij zeer geschikt.

1 opmerking:

Jonkvrouwe zei

Patrice, wat schrijf je leuk. Heerlijk om te lezen.

Klagende mensen zijn zooo vervelend!